(vrij naar)
ik luister
naar ’t kletteren
van de regen op het dak
baal dat de zon
niet schijnt
de wind waait, het koud is
op tafel ligt
mijn brood
twee flinke pillen dik besmeerd
daarnaast centjes,
daalders, guldens
en wat papiertjes, verfrommeld
in een hoek
op de grond
mijn eenvlamspitje waarop
een keteltje water dat raast
mijn benen
onder tafel
uitgestrekt, blote voeten
zie alles wat ik net beschreef
ik luister
naar de regen
ben dik tevreden
Geen opmerkingen:
Een reactie posten