Vanuit
het riet duiken twee mannen op. Beiden zijn ongeschoren en voorzien van
verweerde koppen. Om hun hals hangt een verrekijker. In hun hand een formulier
dat met paperclips op een plaatje hardboard is bevestigd. Vogelaars van de ouderwetse
soort, net zoals ik. Al veertig jaar tellen zij dit gebied. ‘Nog wat bijzonders
gezien, of gehoord?’ Evenals ik zijn zij tot de conclusie gekomen dat het
magertjes is deze morgen. We kletsen wat bij over wat gaande is in de
vogelwereld, maar al snel stokt het gesprek en gaan we uiteen.
Struinend
door de ruigte volg ik een havik die aan het bakkeleien is met een sperwer. Een
klaaglijke schreeuw van een duifgrote vogel leidt mij af. Hij buitelt en duikt
na iedere kreet. Langzaam maar zeker wordt de vogel groter. Het is een baltsend
mannetje bruine kiekendief. Even later meldt ook het vrouwtje zich. Vanaf dat
moment is het feest. Het mannetje sleept takken aan als huwelijkscadeau en
maakt loopings dat het een lieve lust is. Het is zeker de moeite waard deze
vogels eens te observeren. De Preekhilpolder en de Kwade Hoek zijn hier
bijvoorbeeld zeer geschikt voor. Het nest wordt op de grond gebouwd tussen het
riet en is voor predatoren moeilijk te bereiken. Als het helemaal af is, vangt
het mannetje een prooi. Deze wordt in de lucht overgedragen aan het vrouwtje.
Zij vliegt op haar rug onder het mannetje door en grijpt met haar klauwen naar
de prooi. Het huwelijk is voltooid. Het vrouwtje legt drie tot zes eieren.
Bruine kiekendief man. Foto Peter Ganzeboom
Riet
en ruigte. Voor veel vogels en zoogdieren is dit een bij uitstek geschikt
leefgebied. Zo tilde ik eens een rietschoof op; een dwergmuis schoot voor mijn
voeten weg en sprong in een kreek. Als een bever zwom hij meanderend naar de
overzijde. Dwergmuizen maken nestjes van fijn oud riet en dor gras. Bolletjes.
In zo’n bolletje zit een klein gaatje waardoor hij naar binnen- en buiten
glipt. Zo’n nestje kan dienstdoen als slaapplaats of kraamkamer. Wonderlijk
allemaal en bijzonder om te ontdekken.
Dieren
en planten staan in verhouding tot elkaar in hun leefgebied. Een kleine
verstoring kan grote gevolgen hebben. Als een muis zich niet thuis voelt in een
‘verstoord’ leefgebied en wegtrekt, kan dat van invloed zijn op de
roofvogelstand. Torenvalken bijvoorbeeld kunnen dan ook naar elders vertrekken.
Waar ik mij ophoud is dat gelukkig nog niet het geval. Mijn voeten kneuzen
haast bij iedere stap het boerenwormkruid en het watermunt. Op een plekje vind
ik zelfs de jongen scheuten van de rietorchis. Ze bestaan dus nog kleine en grotere
terreintjes van hoge ecologische waarde. Om van te genieten, maar ook om ze te
bewaren.