vrijdag 6 april 2012


De bergwand achter de terrasjes loopt stijl omhoog. Nauwelijks zichtbaar bewegen menselijke gestalten uiterst langzaam omhoog. Het is half in de morgen en warm. Toch besluiten wij een poging te wagen naar een hoger gelegen uitkijkpunt. Ieder kiest zijn tempo en staat zo nu en dan stil om van het uitzicht te genieten. Het pad loopt langs spelonken die bewoond worden door kleurig geklede hippies, voorzien van dreadlocks. Om in hun nering te voorzien verkopen ze kleine beschilderde stenen. Op een bord prijkt de geschilderde vraag om koffie. Net onder de top wijst mijn dochter mij op een blauwwanghagedis. Ik geniet even van het beestje en voel dan in welke mate de zon mijn lijf gegeseld heeft. Er staat geen wind, er is geen schaduw, alleen een opkomende misselijkheid. Een slok water doet wonderen. Boven is het koel. Over een kale boomtak hang ik mijn doorzweten kleding te drogen. Onder ons slaan hoge golven zonder geluid op het strand. Een oma met kleinkind nadert ons van een nog hoger gelegen punt. Het kleine meisje tuurt over het strand. “Waar is opa”, vraagt zij. “Die is weggespoeld door de hoge golven”, zeg ik. Het kind kijkt verbaast. Oma lacht als een boer met kiespijn. Mijn vrouw weet niet waar zij kijken moet. “Is opa echt weggespoeld”, vraagt het meisje later. “Nee hoor”, lacht de oma. “Die meneer maakte maar een grapje”. Dan verlaat ook het meisje lachend dit schrijven.