Een
dikke deken van sneeuw ligt over het land. Schuin voor mij, tussen de takken van
een waterwilg, vliegt de silhouet van een sperwer. Met jagersogen volg ik zijn
vlucht. Ongeveer vijftig meter verderop drukt hij zich tegen de stam van een
populier. De leigrijze rug is naar mij toegekeerd. Een mannetje. Nonchalant,
maar hem ondertussen in de gaten houdend, nader ik hem. Ineens is hij
verdwenen. Als ik verder loop, krijg ik de onbeheersbare dwang om nog eenmaal
om te kijken. Hoog boven mij op nog geen tien meter afstand zit de sperwer. Kalm
loop ik terug. Roestbruin zijn de flanken van zijn borst en wangen. Een
prachtexemplaar. Verderop tref ik het vrouwtje. Zij heeft het aan de stok heeft
met enkele gaaien. Na enig speurwerk kom ik ook een oud horst tegen. Wie weet klauteren
er later in het voorjaar enkele jongen over de takken rond het nest.
een ontdekkingsreis
tussen het loof bij het nest
struint de takkeling
tussen het loof bij het nest
struint de takkeling
voor mijn boek ongewoon gewoon zie, http://boekscout/shop/ViewProduct.aspx?bookId=3554