Langs
de oude monumentale panden aan de Krommedijk klinken de spreekkoren vanuit het
voetbalstadion. Op het voorplein, waar wij eerder tevergeefs naar een
parkeerplaats zochten, staan enkele uit hout opgetrokken barakken. Ze lijken daar
willekeurig neergezet. In een van de bouwsels zijn de entreekaartjes te koop.
Aan twee loketten kan men cash betalen en aan een derde alleen per pin.
Wij
besluiten te pinnen. Dat gaat sneller. Wanneer we aan de beurt zijn treedt er
storing op. Het pinapparaat is tijdelijk onbruikbaar. Daar sta je dan.
Een
zware walm van inferieur frituurvet, dat afgewerkt zomaar dienst kan doen als
motorolie, waait over het terrein als we de Noord-tribune betreden. Met de
tickets in onze handen zoeken we onze zitplaatsen. De tribune is echter
uitverkocht zodat de staanplaatsen pal voor de zittribune alle bezet zijn. Voor
een goed zicht moet iedereen nu gaan staan. In tegenstelling tot de met sloop veroordeelde tribunes, ligt
het veld er prima bij. Kunstgras is zeker geen slechte keuze. De sfeer
die langs het veld hangt is prima. Ik waan mij in een Engels volksstadion, waar
de supporters het weekeinde vieren na een zware werkweek. Simpele spreekkoren
golven door het stadion. Dor-de-recht Re-pu-bliek, Dor-de-recht Re-pu-bliek; La-la-la
Dordrecht en ook FC Dordrecht Kampioenen. Er vloeit veel bier door de schrale
kelen. De hoofdmacht laat het echter afweten en verliest met 2-0. Omdat het lot
hen gunstig is gestemd, de directe concurrenten verliezen ook, wordt de
periodetitel behaald. “Waar is het feestje? Hier is het feestje!” schalt het
later door het stadion. Op dat moment verlaten wij het stadion. zelfs nu, terwijl ik dit stukje schrijf, verbaas
ik mij over de sfeer, de entourage en het slechte voetbal.