kleeft de spriet in mijn mond
zandoogjes vlinderen rond
likken aan blote enkels
vleugels die er waren
zijn bij ‘t landen verdwenen
toch, …
verlicht fiets ik terug naar stad
De
mooiste wolkenformaties hangen boven de polder. Er staat weinig wind en haast ongemerkt
is de temperatuur aangenaam. Ik kijk naar een wit silhouet. ‘Is het een
zilverreiger of een lepelaar?’ vraagt de man naast mij. ‘Een zilverreiger aan zijn
gedrag te zien. Om het zeker te weten is hij te ver weg’ zeg ik hem. Een tapuit
landt op de rand van een hek. Opeens een zwerm spreeuwen. Ik tuur rondom de groep
heen en zie waar zij bang voor zijn. Een torenvalk.
Ineens
een klaagklank naast mij. ‘Au’. ‘Wat is er?’ vraag ik. ‘Ik stoot mijn knie. Het
lijkt wel alsof mijn voorhuid klem zit tussen mijn broekrits, zo scherp is de
pijn.’ Opmerkingen vliegen heen en weer. Lachbuien. Die laatste dempen als een
vlucht grauwe ganzen voor ons in het veld land. Wat een mooie ontspannende
ochtend. Dat gevoel houd ik vast vandaag.