In de
tuin vol herfstkleuren hangt
een
geur van humus, geen blad trilt.
Onvermijdelijk wacht hij daar verstild
op wat de muze van hem verlangt.
Poëtische zinnen willen maar niet stromen,
ook al is aan elke voorwaarde voldaan.
Hij denkt, ’t is met het dichten gedaan.
Wat rest er van al mijn literaire dromen?
In die sfeer van tragiek en droefenis,
schrijft hij spontaan een enkel woord en
zie, de muze heft op zijn benauwenis.
Dapper schrijft hij naar de slotakkoorden.
Soepel verschijnen zinnen, weg de ergernis.
Pluk de dag, schrijf een lied, zijn laatste woorden.
Onvermijdelijk wacht hij daar verstild
op wat de muze van hem verlangt.
Poëtische zinnen willen maar niet stromen,
ook al is aan elke voorwaarde voldaan.
Hij denkt, ’t is met het dichten gedaan.
Wat rest er van al mijn literaire dromen?
In die sfeer van tragiek en droefenis,
schrijft hij spontaan een enkel woord en
zie, de muze heft op zijn benauwenis.
Dapper schrijft hij naar de slotakkoorden.
Soepel verschijnen zinnen, weg de ergernis.
Pluk de dag, schrijf een lied, zijn laatste woorden.