Het
regent continu als ik met mijn met boeken gevulde linnen draagtas naar de auto
loop. De stad waarin ik woon laat ik al snel achter mij. Op de provinciale weg zet
ik Radio 1 aan. Men praat over het fileleed. Terwijl ik luister zak ik langzaam
weg in het moeras van de fileproblematiek. Al de oplossingen die ter sprake
komen, de een nog populistischer dan de ander, zijn naar mijn idee gebouwd op
drijfzand. Meer asfalt leidt tot meer auto rijden. Bovendien stijgt het aanbod
van nieuwe auto’s momenteel omdat de economie floreert. Daar waar ik naar toe rijd,
staan geen files. Even gestaag als de regen valt tuf ik naar mijn bestemming.
Als
ik daar arriveer, schiet ik snel mijn jas aan en zet een warme pet op mijn
hoofd. Op een draf loop ik over het grind naar de bijkeuken en werp terloops
een blik in de tuin van mijn vriend. Krachtig open ik de deur; hij klemt.
Binnen word ik warm door Niels ontvangen. Ik hang mijn jas en pet op een haakje
en ga de keuken binnen, waar de koffie juist pruttelt. Niels gaat voor naar de
huiskamer en vraagt mij waar ik wil zitten. Dit keer kies ik voor de luie stoel,
om er de hele ochtend vrijwel niet meer uit op te staan.
Niet
veel later staan twee koppen koffie op tafel, evenals een schaaltje gevuld met
kruidnootjes. Het tasje met de boeken zet ik naast mij neer, die zijn voor
later. Eerst bijpraten over wat ons de laatste tijd bezighoudt. Ons ware
karakter verloochent zich niet en al snel worden de onderwerpen filosofisch
benaderd. Niels zijn gedachten zijn op het oosten georiënteerd; de Vedanta
filosofie. De mijne zijn meer Westers. Voor wij er erg in hebben is de ochtend
voorbij en na de lunch verhuizen wij naar de bovenkamer onder de nok van zijn
huis en ga ik in een nog luiere stoel zitten. Niels pakt zijn mediatie stoel,
waarin hij meer rechtop zit.
De
boeken van Camus en een bloemlezing over het werk van Sartre haal ik uit de
tas. Een voor een lees ik een aantal korte fragmenten voor die wij bespreken. Op
zeker moment valt mijn oog op een stukje tekst aan de muur. Het schrijven is eigenhandig
door Niels vormgegeven in kalligrafisch handschrift. Het fragment is afkomstig
uit de Chandogya Upanishad*. Een zin springt er voor mij uit. Alles wat is en alles wat niet is, is daar.
Alles
wat is en alles wat niet is. Ik pel de zin helemaal af en kom tot: Is en
niet-is. Dat is: Zijn en niet-zijn, of Het zijn en het niet. Zo kom ik
opmerkelijk genoeg uit op het hoofdwerk van Sartre. Ik zal een klein tipje
oplichten over mijn gedachten. Zijn en niet-zijn zijn daar, want niet-zijn is
ook zijn. De kikker is kikker, omdat hij geen niet-kikker is. Maar de
niet-kikker is er wel –
Hier
wil ik het bij laten, anders loop ik de kans dat u stopt met lezen van mijn
schrijfsels. Wie meer wil weten, trekt mij maar eens aan mijn jasje. Of leest
het boek van Sartre. Maar pas op, het is erg lastig om te lezen. Gekte ligt op
de loer.
Tegen
half vijf rijd ik terug naar huis. Op radio 1 praat men nog steeds over het
fileleed. Ook ik kom in een kleine file terecht. Ik zet de radio uit en zet
ondanks de koude een zijraampje op een kier. Heel even wil ik mijn bovenkamer
luchten.
*Chandogya
Upanishad – boek 8, hfd. 1