Het blijft spannend om en public gedichten voor te dragen. Nerveus maar goed voorbereid stap ik zondagmiddag in mijn auto voor een ritje naar Brielle. Zou de weg langs Vierpolders nog afgesloten zijn? Zo ja, dan wacht mij vertraging van minstens vijftien minuten. Onderweg bedenk ik alternatieve routes. Om mij heen schittert een prachtig herfstlandschap. Vooral het stukje bij Geervliet ligt er fraai bij. Een mozaïek van kleuren waar het herfstlicht fel doorheen schijnt tovert daar het typische warme herfstgevoel. In gedachten zie ik mijzelf zitten onder een kastanjeboom, waaruit een herfstblad nog net niet in mijn pint met bockbier dwarrelt. Verderop blijkt de weg niet afgesloten. Ruim op tijd arriveer ik in Brielle. Als ik mijn auto heb geparkeerd en nog wat heen en weer dwaal, nadert collega-dichter Fred. We schudden elkaar de hand. Zijn houding verraadt dat hij mij niet herkent. Binnen zoeken we een plaatsje langs de wand en babbelen gezellig verder. In een sfeer van een lach en een traan, gedragen op muzikale klanken zoek ik mijn weg naar het podium. Na mijn eerste gedicht klinkt er een flauw applaus. En daar kom ik nu juist voor. Onverstoord breng ik mijn verhaal. Bij mijn laatste gedicht, een sonnet opgedragen aan de blauwe reiger, klinkt dan toch een ovationeel applaus. Trots stap ik van het podium af. Dan is Fred aan de beurt. Ook hij krijgt de handen van het publiek op elkaar. De terugreis naar huis verloopt in goede stemming. Naast mij ligt een fles wijn. Als dank gekregen voor mijn bijdrage aan een mooie middag.