Er zijn van die dagen, vaak na een nacht met weinig slaap, dat ik traag op gang kom. Een zondagochtend leent zich daar dan goed voor.
De temperatuur is aangenaam, zo’n zestien á zeventien graden. De lucht is lichtblauw en af en toe drijft er een kleine helderwitte wolk voor de zon. De wind draagt de geur van versgemaaid en kruidenrijk gras met zich mee. Langs het boerenweggetje groeien bieten en dik opeengepakte tarwehalmen. Als cadeautje landt er een diep doorgekleurd mannetje rietgors in een van de aren. Het loont de moeite om af te stappen. Op het moment dat ik wil opstappen, pingelt mijn mobieltje. Zie ik jou nu fietsen? Ik kijk achterom, richt mijn verrekijker en zie mijn vriend naar mij wuiven. Ik wacht en samen trekken wij op.
Wij rijden langs een rivier en bij een aftakking, een kleine enkeldiepe kreek, maait een volwassen lepelaar met zijn snavel door het water. In een steile wand vliegen oeverzwaluwen in en uit hun nestholtes.
Verderop ligt een grasgors. In de jaren tachtig en negentig van de vorige eeuw foerageerden hier vele weidevogels, zoals: grutto’s, tureluurs en kieviten. Het gebied is in de loop van de jaren vergrast en verdroogd. Op een wat natter stuk, waar ook enkele meidoorns staan, is vaak een roodborsttapuit actief. Misschien treffen wij hem. Ter plekke denk ik even een heggemus te horen. ‘Dat is vast de robotap’ - vogelaarsjargon -, zegt mijn vriend. En ja hoor, prachtig beschenen door de zon zit de tapuit op een paaltje. Af en toe vliegt hij op, happend naar een voor ons onzichtbaar insect.
Zo kabbelt de zonnige zondagmorgen langs ons heen. We praten over aangename en minder aangename onderwerpen en maken afspraken voor de aankomende week om ergens een dagje te gaan vogelen. Wellicht de kop van Goeree?
Op een markant punt gaan we ieder onze weg. Ik rijd nog even door een gehucht. Daar weet ik een plek met broedende huiszwaluwen. Ze broeden er al jaren en het is leuk om de nestbouw te observeren. Een vogelliefhebber heeft terplekke een tiental kunstnesten opgehangen, waarvan ik mij het nut afvraag. Immers pal ernaast zijn vier zwaluwen bezig met een echt moddernest. De kunstnesten laten zij links liggen. Wat wel opvalt is dat er minder huiszwaluwen zijn. Die bouwen elders in het dorp op natuurlijke wijze hun nesten. Het zet te denken.
Vanuit het Witte Kerkje klinkt gezang. Dat, met geheel de sfeer van die morgen en het meanderende pad waar ik op rijd, maakt dat ik mij waan in Ons Dorp van wijlen Wim Sonneveld.
Plotseling trekt een heftig gekekker mijn aandacht. Bij een hoogspanningsmast vliegt een valk. Hij zit hoog en half verscholen. Tijd voor het raadsel van de dag: Een boom-, of slechtvalk?