De
gedachten van de kleine jongen vormen zich in woorden. Vingers omklemmen een
zoete puntpaprika waarin knaagsporen duidelijk zijn te zien. Hey, daar
liggen wortels. Ik heb ze gisteren nog geraspt met mamma. En daar aardappels. Het
is een lust voor oog en maag om de producten, die biologisch-dynamisch zijn
geteeld in de schappen te zien liggen. Een vinger leg ik voor mijn lippen. Sssst
gebaar ik naar zijn moeder. Een hand reist naar zijn nek, waar hij zacht strelende
bewegingen maakt. Hij kijkt om, pakt zijn moeders been en verschuilt zich
erachter. Opa! Verlegen maakt hij kennis met een nieuw moment op een
zonnige morgen.
‘Kom,
dan gaan wij naar de trampoline. Dan kun je lekker springen.’ Dat wil ik
wel. Zo snel als de benen hem kunnen dragen dribbelt hij naar het toestel, probeert
erop te klimmen. Het lukt niet. Sterke handen pakken hem vast, zetten hem op de
rand. De schoenen worden uitgedaan. Als een acrobaat veert hij op en neer. Na
wel duizend sprongen gaat hij moe op zijn buik liggen. Vlakbij opa. Die streelt
zijn rug. ‘Keer.’, roept hij als hij is uitgerust. Mamma offert zich op.
Opa bewondert al het moois in de tuin.
De
volgende dag acteert pappa op het toneel. Opa leest voor uit Dikkie Dik. ‘Miauw’.
Pappa klust aan de nieuwe keuken. ‘Wil je naar buiten?’ ‘Jaaa!’ Na een ronde
door het dorp, staan we stil op een plein. Grote vliegtuigen uit de jaren
veertig, vijftig cirkelen over het dorp. Airborn! Een herdenking – tweede
wereldoorlog. Het knulletje kijkt zijn ogen uit. Net zoals bij de klep van de
vrachtauto die bloemen bij de supermarkt heeft gebracht. En opa? Die heeft het
meer dan naar zijn zin en denkt: Straks ga ik maar eens op mijn buik liggen.
Wie weet zoeken kinderhanden de weg op mijn rug.