Vroeg in de morgen, ik
ben net begonnen aan het schrijven van een nieuw verhaal, rinkelt de telefoon.
In stevig tempo loop ik de trap af en neem hem op. Het blijkt mijn vriend Peter
te zijn.
‘Ben je bereid tot een vriendendienst?’ vraagt hij.
‘Dat hangt ervan af’. Ik houd een grap van hem altijd in het achterhoofd.
‘Ik heb griep en heb hartritmestoornissen en mag geen autorijden, wil jij mij naar de huisarts brengen?’
‘Dat hangt ervan af’. Ik houd een grap van hem altijd in het achterhoofd.
‘Ik heb griep en heb hartritmestoornissen en mag geen autorijden, wil jij mij naar de huisarts brengen?’
Dat is voor mij geen
probleem. Vlug doe ik mijn schoenen en jas aan, drink mijn koffie op en ga op
pad. Als ik Peter bij zijn huis aantref, is duidelijk te merken dat hij niet
fit is. Soepel en snel rijd ik naar zijn huisarts. Daar blijkt dat zijn
hartslag onregelmatig is, met pieken van 140 slagen per minuut. Het advies is
om direct naar het EMC te rijden voor verder onderzoek. De reis naar het
ziekenhuis begint met enige vertraging. Een vuilniswagen blokkeert enkele
minuten onze weg. Aan de rand van de stad, als flarden mist de regio
binnentrekken, zie ik dat het minder met Peter gaat. Hij trekt wit weg en ‘klaagt’
over tintelingen in zijn vingers en lippen. Toch is hij in staat om ons naar
het EMC te loodsen. Wegwerkzaamheden bij de Rochussenstraat lijken roet in het
eten te gooien. Gelukkig geldt de wegafzetting niet voor spoedeisende hulp. Bij
het inchecken verloopt alles voorspoedig. Een verpleegster rijdt hem in een
rolstoel naar de onderzoekskamer en voordat wij er erg in hebben ligt hij aan
de monitor. Aan het einde van de ochtend als ook zijn vrouw is gearriveerd,
laat ik de hulp over aan de doktoren en verplegend personeel. In een intussen
met mist dichtgetrokken stadsregio rijd ik naar huis.
Net na mijn
middagboterham, krijg ik een telefoontje; Peter mag naar huis, nader onderzoek
volgt. Opnieuw rijd ik naar Rotterdam en tref mijn vriend voor de ingang van
het Erasmus aan. Hij heeft al weer wat kleur op de wangen. Tijdens de rit naar
huis slaat ongenadig de vermoeidheid toe. Gesloopt als hij door het reizen en
de spanning is, duikt hij thuis direct onder de wol.
In de avond overdenk ik
de dag en zie in dat het leven balanceren op een dun draadje is, een klein
zetje kan ons al uit evenwicht brengen. Vallen of niet-vallen is dan
afhankelijk van geluk.