Tegen tien uur in de morgen belt
hij aan. Ik schrik van zijn bleke gelaat. Laat op de avond ervoor namelijk had
hij mij een sms gestuurd, dat ik pas deze morgen net na het wakker worden las. Excuses, ik weet dat je ernaar uitkijkt,
maar ik moet afzeggen voor morgen. Ik ben zó moe. Bezorgd stapte ik de dag
in. De nasleep van zijn hartritmestoornissen was dus zwaarder dan verwacht. Ik
belde hem op, vroeg hoe het met hem ging en wij maakten een afspraak om toch
een klein stukje te gaan fietsen.
Monter stapt hij op zijn fiets
met trapondersteuning en rijdt de polder in, ik rijd achter hem aan. Op een
strategische plek, met een goed uitzicht over een water, een struweel en een grasgors,
gaan wij zitten op onze klapstoeltjes en wachten op wat komen gaat. Eenden
dobberen in de dekking van een eilandje. Een havik snelt als een crucifix door
de lucht. Op het moment dat alles lijkt gezegd, overvalt mij een ultiem gevoel
van tevredenheid. ‘Wat delen wij samen toch een mooie hobby’. Hij glimlacht en
dat zegt mij genoeg.
Als wij later weer op de zadels
van onze stalen rossen zitten en de teugels laten vieren, ga ik naast hem
rijden en kijk naar zijn gezicht waar nog steeds een onnatuurlijke witte teint
overheen ligt. Ik zeg het hem en hij begint hartstochtelijk te lachen. ‘Dat is
zonnebrandcrème factor 50’. Op dat moment valt de eerste motregen. Ik kijk op
mijn horloge en zie dat wij alweer vijf uur op pad zijn. Tijd om op huis aan te
gaan. Eenmaal binnen beginnen mijn konen al snel te gloeien.
‘Je hebt een kop als een biet’ zegt mijn vrouw.
zachtjes grinnik ik voor mij uit, dat een toef zonnebrandcrème mij niet zou hebben misstaan.
zachtjes grinnik ik voor mij uit, dat een toef zonnebrandcrème mij niet zou hebben misstaan.