Gewapend met twee spaarkaarten
van ’s lands grootste kruidenier, rijden mijn vrouw en ik naar een
pannenkoekenhuis gelegen langs de Bernisse, een oude ingedamde rivier. Vier
halen twee betalen is de leus van hedenavond. Ter plekke staan in de garderobe
mijn ouders ons op te wachten. Een serveerster begeleidt ons naar een
uitstekende zitplaats met uitzicht over de rivier. Achter kabbelend water en bruine
rietkragen staan op de dijk aan de horizon enkele boerderijen. De sfeer buiten
doet idyllisch aan. Binnen is het anders. Een geweldige kolere herrie van
gillende en spelende kinderen staan in schril contrast met de rust die buiten
voor onze ogen over het landschap ligt. We maken onze keuze uit de lange lijst
met pannenkoeken. Als ze voor ons op tafel staan en nog voordat we maar een hap
hebben kunnen nemen, staat een overijverige serveerster bij onze tafel en
vraagt of het smaakt. We kijken elkaar glazig aan. “Het ziet er in ieder geval
lekker uit”, zeg ik. We genieten van het eten en praten gezellig met elkaar.
Buiten vliegen honderden brandganzen naar hun slaapplaats voor de nacht. Als we
later op huis aangaan, ontstaat het eerste probleem. De jassen van mijn vader
en moeder zijn onvindbaar tussen de tientallen andere jassen die aan de
kapstokhaken in de garderobe hangen. Na lang zoeken worden ze eindelijk met
hulp van de gastvrouw gevonden. De grote hoeveelheid indrukken die mijn vader
die avond heeft opgedaan maken dat hij bij thuiskomst niet meer weet waar hij
zich bevindt. Pas als hij rustig om zich heen heeft gekeken en wij wat tips
hebben gegeven ziet hij dat we op de parkeerplaats achter het huis staan waar
hij woont. Mijn vader mag als laatste uit de auto. De passagiersstoel wordt
naar voren geschoven. Als zijn rechter been buiten is, schiet de linkerknie op
slot. In eerste instantie is hij met geen mogelijkheid uit zijn benarde positie
te redden. Lachend maar verward valt hij schuin achterover in de auto. Zijn
rechterbeen bungelt nog steeds buitenboord. Met trekken, schuiven en duwen
weten we hem uiteindelijk uit de auto te krijgen. Binnen bij een extra bakje
koffie, een grap en een grol valt alles weer op zijn plek. Lachend worden we
bij de deur uitgezwaaid als we naar huis gaan.