Verkleumd stap ik ‘s avonds de woonkamer
binnen. Als ik mij warm aan een kop koffie, hoor en zie ik nog net de laatste
flarden van het nieuws. Er is een aanslag gepleegd in Parijs. Vooralsnog dringt
geen enkele betekenis tot mij door. Als ik later in bed naar, ‘met het oog op
morgen’ luister en de feiten hoor raak ik verontwaardigd. Dan zet ik de radio
uit, praat nog even na met mijn vrouw en val in slaap.
Na een droomloze nacht lijk ik de
aanslag vergeten. Dat wordt anders als ik een dagblad in mijn handen houd. Op
een cartoon uit 2011 schrijft Charlie Hebdo,
“L’AMOUR
PLUS FORTQUE LA
HAINE
Liefde is sterker
dan haat
Op de tekening kussen een cartoonist en
een moslim elkaar innig. Ik sla de pagina om en lees over de aanslag op het vrije
woord waarbij twaalf mensen zijn vermoord. Na zes pagina’s te hebben gelezen is
mijn verontwaardiging van gisterenavond omgeslagen in afschuw. In de media en
bij demonstraties hoor en zie ik later die dag de kreet, ‘Je Suis Charlie’.
Nu ik dit stukje schrijf sla ik de
laatste pagina van het dagblad om. Daarop prijkt een vuist, waarin het tot
slaghout opgerolde dagblad dat ik zojuist gelezen heb rust. Als vliegen heeft
Het Vrije Woord zijn vijanden van zich afgeslagen.