Even
twijfel ik of ik een regenbroek aan zal doen. Ik laat hem thuis, ondanks dat
het gestaag regent. Mijn nieuwe paraplu, waarvan de binnenkant versierd is met
de meest mooie bloemen, klap ik open. Direct zet ik er stevig de pas in. Twee
ringmussen landen vrolijk, althans zo vermenselijk ik de beestjes, op een
rasterpaal. Even kwinkeleren zij om vervolgens op te vliegen.
Het water in de vaart geeft, door regen en wind, diverse tinten grijs. Af en toe kantel ik mijn paraplu zodat er waterstraaltjes naar de zijkant stromen. De stroompjes vallen uiteen in vette druppels. Zo speel ik een fijn spel in de lenteregen.
Verderop
loop ik een bos in. Het geurt en kleurt. Soms laat een vogel zich horen en
onwillekeurig moet ik terugdenken aan mijn laatste vakantie in het Zwarte Woud.
Ook toen liep ik de regen door een bosperceel. Het had iets mystieks, net zoals
nu. Het geeft rust en is absoluut niet onaangenaam. Een natte, klamme broek is
dan niet erg.
Verfrist kom
ik thuis. Om de regendruppels ervan af te wippen, klap ik de paraplu in en uit
en hang hem op zijn kop in de schuur te drogen.