Maastricht komt in de vroege
morgen tot leven. Er rollen lege fusten uit kroegen naar vrachtwagens in smalle
straten. Het plein voor de St. Servaas ligt er verlaten bij. Pal voor de gevels
van de restaurants en hotels langs Het Vrijthof drinken enkele toeristen hun
eerste cappuccino. Het is fris en het waait. Langzaam vullen de straten zich
met mensen. Voor hen die de drukte willen ontlopen zijn er de eeuwenoude
stadswallen. Op haar wanden kleurt het wit en lila van het muurviooltje.
Een paar minuten na het middaguur
loopt een pad ( Bufo bufo) over het vrijthof. Hij denkt: nu ik besta kan ik net zo goed zin aan mijn bestaan geven en mijn
wereld verkennen. Voor mij is zijn wandeling meer een verkapte vorm van een
poging tot zelfmoord. Niemand schijnt hem te zien, alleen ik. Vele voeten
vertrappen hem net niet. Ik kan het niet langer aanzien en neem hem rustig op in
mijn handen. Een tiental meters verderop spuit een fontein zijn water in een
stenen bak. In deze bak is hij in ieder geval veilig voor een verpletterende toeristenvoet.
Later kijk ik hoe het hem is vergaan. In eerste instantie kan ik hem niet meer vinden.
Als ik een te vroeg gevallen boomblad optil, blijkt hij daar verscholen. We
staren elkaar even aan. Dan draai ik mij om. Mijn goede daad van de dag zit
erop, of is het uitstel van executie?
vanonder het blad
knipoogt de bufo bufo
met gouden ogen
De haiku onder dit stukje proza is geschreven door Niels Snoek.