Staalblauw
en haast spiegelglad ligt het water van de Nieuwe Waterweg achter de Ferry die
ons naar Hull zal brengen. In de verte verdwijnen langzaam de contouren van de
Maeslantkering tussen de windmolens. Het is windstil en warm.
Na
een nacht met weinig slaap, het gezoem van de airco en de lichte deining van
het schip zullen vast de schuldigen zijn, varen wij vroeg in de ochtend de
zeearm van Hull in. Havens zijn bijna overal hetzelfde. Vierentwintig uur
bedrijvigheid: vrachtauto’s die af en aan rijden, kranen die laden en lossen,
mannen in feloranje kleding met witte helmen op hun hoofd die als mieren door
elkaar heenlopen en dampende schoorstenen. Hoog vanaf de achtersteven is alles goed
gade te slaan. De intercom dirigeert mij naar mijn hut. Ik mag mij klaar gaan
maken om aan wal te gaan.
Het
is altijd wennen als je ineens links moet rijden in het verkeer. Hoe goed ik
ook oplet, bij de eerste de beste rotonde die ik dus linksom moet nemen, ‘vergeet’
ik dat rechts voorrang heeft. Pas op, roept mijn vrouw een auto van rechts.
Stoppen gaat niet meer, een dot gas brengt uitkomst. De volgende dagen glijd ik
soepel door het verkeer heen.
Ons
hotel, een elegant herenhuis (bouwjaar 1904), in traditioneel Engelse stijl, ligt
aan de rand van het centrum van de stad York. Elke morgen worden wij op zangerige
toon bediend door de eigenaar, die van oorsprong Grieks is. ‘Good
morning, how do you like your breakfast? First you can get some tea or coffee
and toast. And after that
an Englisch breakfast if you want.’ Wij kiezen voor een gebakken ei met bacon.
De bonen in tomatensaus en de gegrilde worstjes zijn ons te machtig.
De
route naar het centrum van York loopt dwars door een glooiend stadspark. Als je
daar in alle vroegte de dag begint, wagen zich op het groene gras tientallen
grijze eekhoorns. De meeste van hen graven kuiltjes in een plantsoen en halen
of brengen daar een hazelnoot. Razendsnel ontdoen zij die van hun harde bast,
de vrucht verdwijnt in hun hongerige magen. Het centrum, de oude stad, is
ommuurd en dateert uit de vroege Middeleeuwen, al was de stad al eerder onder
een andere naam bekend.
Jane
Austen kon prachtig verhalen over The Moors of Yorkshire. De uitgestrekte heidevelden
waar ieder moment het weer kon omslaan. Verrast kon je worden door winterse kou
en buien of de typische Moorlands fog, een dichte mist die je liet verdwalen.
Beroemd is The Famous Grouse, het Schots sneeuwhoen. Ja, die van de Whisky.
Daar gaan wij natuurlijk heen voor een fijne wandeling. Het is snikheet en maar
langzaam komen wij op gang. Wij volgen de loop van een smal riviertje en moeten
telkens door een klaphekje om van het ene veld met schapen naar het andere veld
met bulls, zo groot als een kleine bestelbus, te lopen. In de middag struinen wij over de heide en gaan op zoek naar het Schots sneeuwhoen, die ik zowaar op de
foto krijg.
De
terugvaart verliep voor mij moeizaam. Het leek of wij met onze hut precies
boven de machinekamer lagen. De hele nacht trilde mijn bed dat het een lieve
lust was. Een keer of drie werd ik daardoor wakker. Om vier uur was ik het zat.
In het donker zocht ik mijn kleding en schoenen en vertrok voor een wandeling op
het schip. In een lounge vond ik een rustig plekje. Hier kon ik mooi een boek
lezen. Door vermoeidheid doezelde ik in slaap en droomde ik over mijn laatste
aankoop.