Soms erger ik mij wel eens aan de storende
elementen in het landschap op ons eiland. De hoogspanningsmasten en windmolens
zijn mij dan een doorn in het oog. Zo ook de ruis van de industrie of een
drukke verkeersweg. Wordt het mij teveel, dan verkas ik tijdelijk naar elders.
De Kampina in Brabant is in dat geval een uitstekende bestemming.
Vroeg,
om de ochtendspits voor te zijn, vertrekken Peter en ik van huis. De reis
verloopt voorspoedig en na anderhalf uur houden wij aan de zuidrand van het
natuurgebied een koffiestop. Als wij energiek verder rijden, steekt er een vos vlak voor de
auto de weg over; als dat geen krentje is! In goede stemming, zo die er al niet
was, lopen wij verderop het bospad op.
Het
is of wij in een theatraal opgevoerde vogelsymfonie terecht zijn gekomen. Van
alle kanten klinkt vogelgezang. Opletten dus: wat zit waar? Opeens klinkt de
roep van een zwarte specht. ‘Zit hij daar niet, tegen die eikenstam?’ Als ik
kijk, vliegt de vogel op en landt vrij in het zicht op een omgevallen boom.
Gitzwart en een felrode kruin. Wat een plaatje!
Blij
als een kind geven wij elkaar een high five en juist op dat moment horen we de
zang van een wielewaal. Die blijkt moeilijker te vinden. Geduldig als wij zijn
geven we niet op. Als het vrouwtje zich laat zien en horen komt het mannetje
vanuit het hoge bladerdak tevoorschijn. ‘Als het zo doorgaat, blijft er geen
pap meer over, maar alleen krenten.’
En
zo slingeren wij door het bos, vergezeld van een vriendelijk kabbelend beekje.
Op een open plek, waar de rivier breder wordt, stoppen wij voor een slokje
water, maken een praatje met twee voorbijgangers en volgen een buizerdgrote
roofvogel die hoog boven het veld cirkelt. ‘Is het geen wespendief?’ De vogel
zou om het zeker te weten even moeten kantelen. Helaas verdwijnt hij uit het
zicht. Deze vogel blijft voor ons een raadsel.
Opeens
horen wij het gekras van een … Ja wat was het ook alweer? Ondanks dat ik de
soort enkele weken terug uitvoerig heb kunnen observeren, moet ik flink zoeken
in mijn interne databestand. Pas als het vogeltje in een flits voorbijvliegt is
het één en één is twee: een bonte vliegenvanger. Die dag zullen wij nog diverse
paartjes ontdekken.
Half
in de middag na een koud en wit gekraagd goudgeel Palmpje keren wij de Kampina,
met zijn vennen, beekjes en bossen, de rug toe. Bij ons op het eiland, zullen
wij het weer met de hoogspanningsmasten en windmolens moeten doen. Maar ach, daar
valt mee te leven. Zij horen er inmiddels bij. Trouwens in een van die masten
zal straks de boomvalk weer broeden. Wij kijken er naar uit!