vrijdag 4 januari 2019

In de media


´Hoe tel jij nu eigenlijk vogels?’, vraagt zij mij.
Ik zit samen met Pien aan de keukentafel van het oude statige huis. Buiten schudt een struik honderden regendruppels, die als parels aan de kale takken hangen, van zich af.
‘Dat hangt ervan af of het bijvoorbeeld een roofvogeltelling in de winter, of een broedvogelinventarisatie in het vroege voorjaar is. Elke telling heeft zo zijn eigen methode’.
Terwijl Frits, een oude huiskat, mij kopjes geeft en klagend aangeeft dat hij naar buiten wil, vertel ik verder.
‘Het begint al bij een gebiedsverkenning, zodat ik globaal weet waar ik welke vogel  kan aantreffen. Tijdens de telling heb ik een kaartje van het gebied bij mij waar ik mijn waarnemingen op inteken. Deze methode heet de territoriumcartering’. Na het seizoen verwerk ik dan de gegevens’.
De wind is inmiddels gaan aantrekken tot stormachtig. Regen vlaagt in striemen langs de ruiten.
‘Wat een weer he? Met zulk weer kan er toch zeker niet geteld worden?’
‘Nee, dat heeft weinig zin, veel vogels verschuilen zich dan en van zang is geen sprake. Maar soms is het echt afzien. Ik herinner mij nog een ochtend half april. Het was vroeg. De zon verdrong de laatste schemer. In de waterkou liep ik door een griend. Op zeker moment moest ik een sloot over, de plank boven het water was spekglad. Voetje voor voetje schuifelde ik naar de overkant. Op het moment dat ik mij wilde afzetten voor een laatste stap, gleed ik van de plank af. Tot aan mijn kruis stond ik in het water. Enfin, ik heb mijn broek uitgedaan en een regenbroek aangetrokken. De broek hing ik over mijn rugzak te drogen. Dat was hartstikke koud natuurlijk. Het was amper vijf graden, we hadden zelfs nog nachtvorst gehad. Die ochtend werd ik echter wel beloond met een prachtig ‘plaatje’ van een blauwborst’.
‘Om ‘t weer koud van te krijgen’, zegt Pien lachend en zij slaat haar vest steviger om haar schouders. ’Kom, laten wij nog een kop koffie drinken, wil je nog? ‘Ja, graag’.
‘Bijzonder was ook een slaapplaats-telling in de winter van blauwe kiekendieven in de rietvelden aan het Haringvliet. Tot diep in de schemering zaten wij dan in de winterkou tegen een dijk aangeleund en telden wij de invallende roofvogels. De gegevens worden verwerkt en kunnen gebruikt worden voor wetenschappelijk onderzoek, rapporten, of zoals recent voor een vuistdikke vogelatlas die geheel Nederland dekt. Een schat aan gegevens voor nu en later’.
Langzaam loopt ons gesprek ten einde en de lucht is opgeklaard. Pien gaat weer aan de slag met haar beelden. Ik trek er weer op uit, de natuur in.