Zondagmorgen. Lantarens doven.
Een stad ontwaakt. Alleen honderden kleine lampjes in herfstkale bomen blijven
branden. Op een straathoek spreekt een man onhoorbaar in zijn mobiel. Een
bewaker, van in retro-stijl gebouwde winkelstraten, groet een eenzame
wandelaar. Hier en daar lichten vensters op. Achter het glas bewegen schimmige
gestalten. In een woning zoekt een oude man zijn zoon, die er even niet is. “Ik
dacht dat jij je verstopt had”, zegt hij als de zoon later binnenkomt. Verstrooid
maakt hij zijn ontbijt klaar. “Ga maar zitten pa, ik zorg wel voor alles”.
Gelaten gaat de man in de oude
herfstdag op. In de middag als zijn vrouw, ontslagen uit het ziekenhuis,
thuiskomt prikt de zon door de mist. Zij gaat weer voor hem zorgen, terwijl juist
zij de meeste zorg nodig heeft.
grauwe
herfstdag
als
bevroren de koolmees
slechts een
tak wuift