Nadat
ik nog een laatste mythe heb gelezen uit het boek, ‘de held met de duizend
gezichten’, van Joseph Campbell maak ik mij gereed om naar de zorgboerderij te
gaan. Het jaar loopt langzaam ten einde en daarmee ook mijn puf om allerlei
gangbare zaken op te pakken. Ik ben toe aan een paar weken ‘niets’ doen. Als ik
de wijk waarin ik woon achter mij laat en ik een blik op het dashboard van mijn
auto werp, zie ik dat de benzinetank hoognodig gevuld moet worden. Op naar de
pomp. Het tanken is voor mij vaak een spelletje. Dit keer probeer ik precies
vijfentwintig liter te tanken, wat mij lukt. Als ik versuft door de benzinedampen
de laatste druppels uit de slurf tik, staat Peter lachend voor mij. We wisselen
wat beleefdheden uit en maken een afspraak voor een vogeltocht ergens in
Gelderland.
Na
een rit zonder noemenswaardige hindernissen rij ik door de Allemansgriend naar
de zorgboerderij. Als
ik het hek passeer staan er pal voor mijn auto twee paarden die, geschrokken
door mijn komst, over het erf galopperen. Een derde graast in het gras tussen
oude wijnstronken. In mijn hoofd klinkt de melodie van, ‘Er staat een paard in de gang’,
een oude carnavalskraker van André van Duin. Vrolijk open ik de deur van de werkschuur
terwijl Rik, de zwarte Fries, om het hoekje kijkt. Binnen galmt boer Ab regel
twee van Dré zijn lied; ja, ja een paard in de tuin. Ook hij is plezierig van
slag door het wangedrag van de paarden. Gewapend met riek en schop stap ik goed
gemutst de tuin in om enkele composthopen op te zetten’. Het vangen van de
paarden laat ik aan de hulpboeren over, die weten daar wel raad mee.
In
de vroege avond rij ik, vergezeld door fikse hagelbuien, naar Rotterdam om
enkele fanatieke atleten te bekwamen in het speerwerpen. De atletiekbaan is wit
en glad van de hagel. Geen atleet waagt zich dan ook buiten. Alleen in het
krachthonk en een enkele kleedkamer werken atleten op deze gure
Sinterklaasavond aan hun conditie. De werpers en ik gaan de zaal in, gewapend
met medicine- en werpballen. Na afloop sjok ik eindejaarsmoe naar mijn auto. De
door een jarige atleet beloofde roomsoes is er om de een of andere duistere
reden bij in geschoten. Bij het
wegrijden doven achter mij een voor een de lichten van het sportcomplex.
Onderweg naar huis besef ik dat deze doorsnee dag toch weer bijzonder was.