Onlangs had ik afgesproken met mijn vogelvriend Peter. Wij zouden een koppeltje boomvalken gaan observeren. Een regenbui gooide roet in het eten. Het leek mij een goed idee om dat moment in vijfenvijftig woorden te beschrijven. Zie de alinea hieronder.
Na de bui gaan wij alsnog bij de valken op kraamvisite. In een hoogspanningsmast brengen zij twee jongen groot. De witte donzige kopjes van net een week oud zijn nauwelijks te zien. Moeder lijkt hen prooiresten te voeren. Vader fatsoeneert hoog in de mast zijn verenpak. Dit is van levensbelang voor de boomvalk. Een perfect onderhouden verenpak is noodzakelijk voor een geslaagde jacht en een mogelijke ontsnappingsvlucht aan een grotere roofvogel; een slechtvalk of havik bijvoorbeeld.
Vooralsnog is dat er niet van gekomen. Twee dagen na de beschreven fietstocht gooit een appje van Peter roet in het eten. ‘Ik lig weer in het ziekenhuis’, schrijft hij. Hartritmestoornissen. En dit keer is het levensbedreigend. Terwijl ik dit stukje schrijf, verblijft Peter al een week in het ziekenhuis en wacht hij op vele onderzoeken. Onzekere en spannende tijden dus. Daar gaan onze plannen en wat erger is, weer staat zijn leven op z’n kop.
Ik zal voorlopig alleen moeten gaan vogelen. Het wonderlijke is, en Peter en ik hebben dat beiden als wij in ons uppie vogelen, dat de ander er toch is. Wij praten dan tegen elkaar in gedachten of hardop.
‘Verrek joh, hij heeft een prooi in zijn klauwen hangen’.
In mijn verbeelding kijk ik hem lachend aan en maak een high five.
Voor een foto van een visarend zie de blog van Peter: Visarend