Om half tien, een kwartier
eerder dan afgesproken, gaat de deurbel. Vriend Nico staat voor de deur. Deze
dag bevat het plan om zijn dochter Naomi te helpen met het afbreken en
verhuizen van een door haar gemaakte maquette. De maquette bevindt zich in de
oude ‘Van Nelle fabriek’ te Rotterdam. Naomi is dit jaar cum laude geslaagd
voor haar studie aan de Academie voor Beeldende Kunst te Den Haag. De maquette
is haar eindwerkstuk. Voor we op pad gaan drinken we eerst nog een kop koffie.
Als we, vijftien minuten later dan gepland, bij Naomi arriveren, kijkt ze haar
vader bedenkelijk aan. “Wij hebben eerst nog koffie bij mij thuis gedronken”, schiet
ik Nico te hulp. Na een praatje rijden we gedrieën naar een
autoverhuurbedrijf om een grote bestelbus op te halen. Daarna rijden we naar
Rotterdam. Nico is de gehele dag de chauffeur. Na een kort gesprek, met de
dienstdoende portier, rijden we het voormalige fabrieksterrein op. Onder de
transportband door en langs allerlei kunstzinnige bedrijven die in oude hallen
gevestigd zijn. Nico zet de bestelbus met kunst en vliegwerk voor het pand
waarin de maquette zich bevindt. Terwijl Naomi zorgvuldig de kleinere
attributen van haar werkstuk opbergt, sjouwen Nico en ik de grotere delen door
gangen en een trappenhuis naar de auto. Nico wordt zichtbaar
moe. Ik heb meer conditie en neem hem op sleeptouw. Met zijn drieën laden we de
onderdelen in de bestelbus. De stemming zit er goed in en onder het genot van
een grap en een grol rijden we naar Den Haag. De straat langs de academie staat
muurvast met autoverkeer. Koortsachtig overleggen we hoe we het snelst bij de achteringang
kunnen komen. Nico en ik rijden naar het toegangshek, waarvan Naomi
ondertussen de sleutel haalt. Voorzichtig rijden we de krap bemeten
binnenplaats op. Als de bestelbus op zijn plek staat, naast een grofvuilcontainer, en Naomi op verkenning is om te onderzoeken hoe de maquetteonderdelen
het efficiëntst naar de plek van bestemming gebracht kunnen worden, opper ik
het idee om de hele zaak in de container te smijten. Nico lacht, maar is het
niet met mij eens. De laatste etappe die afgelegd wordt, is er een van draaien
en keren: over gangen, in liften, op steekwagentjes, door leslokalen.
Uiteindelijk ligt alles op zijn plek van bestemming, hoog bovenop
garderobekasten. Er wordt waarschijnlijk nooit meer naar omgekeken, tot op het
moment dat het uiteindelijk toch in de grofvuilcontainer terecht zal komen.
Bezweet stappen we in de bus en stippelen de route naar het autoverhuurbedrijf
uit. Als we een smal straatje inrijden schrikken we van een enorme dreun
afkomstig van het dak van onze bestelbus. Nico stopt vlak voor een
onderdoorgang. Ik stap uit en zie de rood-witte waarschuwingsbalk waarop het
bord: doorrijhoogte 2.60 meter. De bestelbus is 2.80 meter hoog... Na moeizaam manoeuvreren, hervinden we onze weg naar de garage. Terwijl Nico de
administratie afhandelt en Naomi bagage overlaadt naar de auto van Nico, blijf
ik bij de bestelbus en wacht op de eindcontrole. De controleur kijkt of er geen
schade aan de bestelbus is; ik zeg alleen het hoognodige. Na een rondgang om de
bestelbus blijkt alles in orde. In balorige stemming brengen we Naomi naar haar
huis. Vanaf daar volgt een ritje naar mijn huis. Alles is met een sisser
afgelopen. Niemand heeft weet van enige schade.
vrijdag 12 oktober 2012
zondag 7 oktober 2012
In herinnering René Mijnders
Woensdag drie oktober
tweeduizendtwaalf is een natte en grauwe dag. De gehele middag
regent het gestaag. Als ik moe van het werk in de tuin, thuis een
douche heb genomen en de inwendige mens heb versterkt, neem ik
plaats achter de computer. Nog steeds is de lucht grauw en sijpelt
regen over het dakraam. Ik open de mailbox en zie op het scherm van
mijn computer een berichtje met het onderwerp René. Met schrik lees
ik de eerste regel. René heeft een einde aan zijn leven gemaakt. Ik
heb René een aantal keren mogen ontmoeten en die keren viel het mij
op dat hij naast een filosofische kant ook een vrolijke kant had.
Misschien was het daarom wel dat het klikte tussen ons. Maar poëzie
hadden wij het meest gemeen. In de nazomer van 2010 is een aantal
haikudichters een dagje bij hem op bezoek geweest. Die dag zal ik
niet gauw vergeten. Vooral niet de zorg die hij had besteed om ons
het zo aangenaam mogelijk te maken. Vele haiku werden die morgen
besproken. Tijdens een copieuze lunch met als toetje een compote van
kweeperen, voor mij een nieuwe smaakervaring, werden ook
persoonlijke getinte gesprekken gevoerd. Op de een of andere manier
waren we allen vrienden. Uitbuiken deden we buiten tijdens een
kleine wandeling door zijn fraaie tuin, die hij samen met zijn
partner Cor onderhield. Na het bezoek aan de tuin namen we in de
loop van de middag een voor een afscheid van René en reden we
tevreden naar huis.
In die tijd mailden
René en ik elkaar regelmatig. We stuurden elkaar dan gedichten met
een kwinkslag, want humor is de jus op het bestaan vonden wij. Als
ik in de buurt van zijn woning was, keek ik altijd naar de vlag die
in zijn tuin wapperde. Mocht de vlag mij onbekend zijn, dan mailde
ik hem. Zo hadden we weer even contact. De laatste vlag die ik in
top zag hangen had betrekking op de opening van het mosselseizoen.
In een gesprek met René, vlak voor de verbouwing van zijn huis,
vernam ik van hem dat hij ziek was. Die ziekte was debet aan
melancholie. Nu, in oktober 2012 kon hij blijkbaar niet meer verder
leven.
René als je meeleest
met mijn gedachten, weet dan dat ik die keren dat ik je ontmoette
als fijn heb ervaren. Altijd zal ik aan je denken, dat beloof ik,
als ik een vlag in jouw tuin aan de Oostdijk zie wapperen. Ik hoop
dat Cor die traditie in ere wil houden.
Abonneren op:
Posts (Atom)