Bij een
T-splitsing wacht ik op mijn vriend De Stadsvogelaar. Een cettiszanger galmt
zijn lied vanuit het riet. Ganzen en wulpen doorkruisen het luchtruim. Voel ik
daar niet wat nattigheid? Zachtjes tikt iets op mijn jas. Op het water tonen
zich kleine kringetjes. Het miezert. Mijn stemming zakt. Ik heb genoeg tijd van
mijn leven in de nattigheid doorgebracht, gaf er vaak weinig om, maar nu heb er
geen zin in.
Wij besluiten
om naar het stadspark te gaan, dat doet mijn maatjes naam eer aan. Mijn
twijfelend humeur stijgt weer. Terplekke vliegt een grote groep koperwieken
over de boomkruinen, om in enkele daarvan neer te strijken. Wij stappen af,
leggen onze fietsen aan de ketting en kuieren het park in.
Tussen takken
bekleed met elzenproppen scharrelen een aantal putters rond en wat kleiner
gespuis. Zij zijn moeilijk op naam te brengen. Het licht is te diffuus. ‘Laten
we een stukje doorlopen en terugkijken’. Het helpt. Sijsjes! ‘Die met hun
donkere kopje zijn de mannetjes’. ‘Misschien zit er ook een barmsijs tussen.
Die heeft een rode kruinvlek. Net boven zijn snavel’.
Zo hobbelen
wij samen tussen de nog winterkale bomen door. Halen herinneringen op van onze
avonturen. Maken grapjes. En genieten vooral van de hobby die wij samen delen:
vogelen.
Een tweetal
buizerds zweeft ‘mauwend’ rondjes. Voor een baltsvlucht is het nog te vroeg,
daarvoor maken zij duikvluchten. Alsof zij zich laten vallen en ineens weer
opvliegen. Ik hoor een havik roepen. ‘Is dat er niet een?’ We overleggen. ‘Mmm,
misschien een sperwervrouwtje, die is min of meer even groot als een havik
mannetje’. ‘Ik zie ook geen witte heupvlek.’ Dit maakt het vogelen zo leuk. Het
determineren en het genot van al het moois.
Op een plek
waar hij ooit zijn eerste boomvalk had gezien, houden wij pauze en drinken wat
warms. Over een pad, waarop door storm en onweer omgevallen bomen liggen, gaan
wij verder. Op een plas dobbert wat ondefinieerbaar gevleugelte. Wij maken er
drijfsijsjes van. ‘Een nieuwe soort.’
Zo kruipen de
uurtjes langzaam voort. Een zanglijster zingt hoog in een boomtop. Soms is het
een kunst om hem in beeld te vangen. Maar als je hem eenmaal hebt, is het puur
genieten. Kenmerkend zijn de zwarte vlekjes op zijn borst in de vorm van een
pijl.
Bij het naar huisgaan. Komt een toetje in onze gedachten. Wij schrijven allebei graag. Wij hebben allebei een blog en ik een stukje voor de krant. Veel leesplezier beste lezer en misschien ook wel vogelliefhebber.