woensdag 2 juni 2021

Gijs en Jip

Duinpannen, de valleien net achter de zeereep, zijn in het voorjaar een van de fijnste plekken om van de natuur te genieten. Vaak is daar een grote diversiteit aan flora en fauna te vinden. Een zo’n pan bezoek ik vandaag. Het metalen klaphekje dat dient om de Schotse hooglanders op het terrein te laten grazen, sluit achter mij. Geconcentreerd neem ik het landschap in mij op en probeer de eerste vogels te lokaliseren. In een topje van een meidoorn zie ik een soort die veel weg heeft van een boompieper. Zijn snavel is echter iets dikker en vaag zie ik een wenkbrauwstreep die achter zijn nek lijkt weg te lopen. Dit moet de boomleeuwerik zijn. Zijn zang lu-lu-lu-lu geeft zekerheid. Zoals een veldleeuwerik zich als een heldhaftige parachutist in het open veld laat ‘vallen’, zo landt de Lulla arborea -zijn wetenschappelijke naam- in een topje van een boom.

 

Bestaat een relatief nieuw aangelegde duinvallei voor een groot deel uit zand, in de loop van de tijd verandert de fauna onder aanvoering van pioniersplanten in een ‘rijk’ gebied, dat veel vogelsoorten aantrekt. De kneu is er daar een van. Gezellig kwebbelen en foerageren er enkele op de grond. In prachtkleed, als het mannetje een rood ‘petje’ en een evenzo gekleurde borst heeft, is hij op zijn mooist.




Is hij niet mooi? De kneu, een mannetje in dit geval. De foto is van Peter Ganzeboom


 

Het pad waar ik op loop, slingert langzaam richting zee. Ik klim door het zware mulle zand over de top en geniet van het uitzicht. Langs de vloedlijn maak ik een filmpje van het schuim dat opbollend aanspoelt en enkele foto’s. Verderop ga ik het duin weer in. Op een weelderig begroeid plekje barst een vogelconcert los. Maar liefst drie nachtegalen proberen elkaar de loef af te steken; wie zingt het hardst? Een gezin met twee kleine kinderen komt uiterst zachtjes naar mij toe lopen. De oudste, ik schat dat hij vijf jaar jong is heet Gijs en is het meest geïnteresseerd. Met Jip zijn twee jaar jongere broertje, krijg ik minder contact; hij is ietwat verlegen. Ik vertel hun wat over drie vogeltjes die terplekke te horen en soms te zien zijn: De fitis, de zwartkop en de nachtegaal. Laat die laatste zich juist nu stil houden. Leuk is dat de fitis in de weer is met pluisjes, veertjes en wat grasachtige attributen. We volgen hem en telkens vliegt hij naar de voet van een struikje verderop. Ik leg uit dat de fitis zijn nestje op de grond maakt. Om het beestje zijn rust te gunnen en omdat de aandacht van de jongens afneemt, zeg ik de kersverse vogelaars niet veel later gedag. Belangstelling voor al wat leeft is in ieder geval gelegd.