Niets is zo fijn als op
te gaan in de dynamiek van een nieuwe dag. Langzaam komt de natuur tot leven na
een nacht van rust. De stedeling is vaak ‘vergeten’ dat deze oerdrift ook in
hem aanwezig is.
Nadat ik vanuit het raam
de grijze lucht heb gadegeslagen, kijk ik op mijn smartphone naar de weersverwachting.
Overwegend droog met kans op lichte regen. Om het weer zelf te inspecteren trek
ik mijn schoenen aan, zet mijn Schotse Harris pet op en loop een stukje de
polder in. Om half tien rijd ik op mijn racefiets de eerste kilometers richting Hartelbrug. Het is waterkoud en er
staat een harde wind. De lange aanloop naar de top van de brug neem ik in het
zadel. In de afzink draai ik richting Rozenburg. Met de wind schuin in de rug
zoef ik tussen de A-15 en de industrie van de Botlek haast onhoorbaar voort.
Het is inmiddels gaan miezeren en de lucht verderop voorspelt niet veel goeds. Aan
het begin van de landtong bij Rozenburg word ik ingehaald door een andere
fanaat op een ‘stalen ros’. Ik pik aan en even rust ik uit in zijn zog, dan
slaat hij links af en scheiden onze wegen. De wind is aangetrokken en draagt bij
vlagen echte regen met zich mee, wat merkbaar is aan mijn koude voeten; ik ben
vergeten mijn overschoenen aan te trekken. Voorbij de Maeslantkering wordt het
hoge uitkijkpunt aan het einde van de weg zichtbaar. Vandaar kan je een groot
deel van het Europoortgebied, de Maasvlakte en Hoek van Holland overzien.
Ondanks dat ik vaker in de polders van Voorne Putten fiets, besef ik de
bijzonderheid van mijn tocht, waar hoogstandjes van weg- en waterbouw en
industrie samenkomen. Op de terugweg heb ik de wind schuin op kop. Dit is het
prettigst, fietsen met een matige tot zware weerstand. De laatste kilometers
zijn pittig. Mijn energie is op, het lijf koud en vochtig. Na een lange en gloeiendhete
douche, schakel ik op de televisie naar den Belg. Gisteren was de Omloop van
Het Volk, vandaag rijdt het peloton van Kuurne naar Brussel en terug. ‘Mijn’
seizoen is begonnen.