“Meneer, meneer”, klonk het achter mijn rug. Ik draaide mij om. De pompbediende kwam mij achterna gerend. “Meneer, sorry, ik heb de verkeerde pomp ingevoerd, u krijgt nog geld terug. Op een draf liep hij terug, zijn toko was immers onbeheerd. Ik sjokte er achteraan. Met deze valse start begon mijn reis naar Antwerpen waar ik samen met Niels naar toe ben geweest.
Hotsend en klotsend rijden we over de Scheldekaai de haven van Antwerpen binnen. Een parkeerplaats is snel gevonden. We genieten van het uitzicht over de Schelde en nemen het voortjakkerende verkeer achter ons voor lief. Na een prima bakkie koffie in De Bengel lopen we over de Meir door het centrum van de stad. Harde onverstaanbare klanken trekken onze aandacht. Een man loopt op handen en voeten over straat. Wat opvalt is dat zijn knieën naar achteren wijzen, normaal lopen is voor hem daardoor blijkbaar niet mogelijk. De man bedelt. In gedachten lopen wij verder. We snuiven de cultuur van vandaag: een veiling van ‘onmogelijke’ goederen op de Vrijdagmarkt. Proeven de cultuur van lang geleden: Museum Plantin-Moretus. In de middag vloeit dan eindelijk het Belgisch bier onze vermoeide lijven binnen. Licht beneveld ontwaakt de filosoof in ons, de ellende in Japan en de ongelukkige man van de ochtend worden besproken. Wat zegt het ons, wat kunnen we doen, moeten we wel wat doen?
Als we later de auto opzoeken, worden we aangesproken door een donkere afrikaan, een illegaal. Hij vertelt ons een vaag verhaal over zijn caravan, die elders vast zit en versleept moet worden. Niels luistert. Ik wend mij en loop lachend door. Niels volgt met in zijn spoor de afrikaan. Hoe komen we van hem af? Na wat klauterwerk over een muur, verstoppen we ons achter een groepje toeristen, de man volgt. We lopen, quasi geïnteresseerd in oude havenkranen, langs de kade. Nog één keer kijken we om, de man blijkt het volgen opgegeven te hebben . Opgelucht en lachend verlaten we Antwerpen.