Er is iets met de blik van de stijlvol
geklede vrouw als zij vers geplukte bloemen met zorg ordent in een hoge brede
vaas. Het is net of haar ogen afwezig staren in het niets. Een voor een pakt
zij de bloemen voorzichtig bij de steel en strijkt er, als een vluchtig tasten,
met haar vingers langs.
Die morgen loopt zij al vroeg over het pad van haar landgoed. Langs het golvend riet, waarvan de pluimen lijken te wuiven. Bij elke splitsing vertraagt zij haar pas, alsof zij iets zoekt. Haast meditatief vindt zij haar weg. Overhangende takken van de knotwilgen ontwijkt zij handig. Maar af en toe raakt er een haar schouder. Bij het ruisend water gaat zij even zitten en kneust wat watermunt. De frisse geur mengt zich met het zoet van de honingklaver die verderop tussen de wilde margrieten volop bloeit. Zo geniet zij elke dag van haar ochtendwandeling. Om haar heen het gefladder van vlinders en gezoem van insecten. Op de terugweg plukt ze hier en daar een bloem. Ze kent de bloeiwijze van al de soorten en weet waar ze staan. Straks zullen zij pronken in een fraai veldboeket.
Op de voorgrond het paars van de moerasandoorn en de grote kattenstaart; beiden precies op maat gesneden. Zorgvuldig er tussen gestoken de cichorei. Dan, opbouwend in lengte en kleur: guldenroede en margriet. Een enkele lisdodde en een toef moerasspirea maken het boeket compleet.
Niets wijst erop dat de vrouw met haar ogen niet kan kijken.
Ze ziet met haar vingers en weet met haar geheugen, misschien wel beter dan jij
en ik.
Geïnspireerd
door: Portret Estelle Degas van Edgar Degas