Karen is een commandeur en klager. Zij staat in de supermarkt bij de zelfscankassa en scant haar eerste boodschappen. Iets in het apparaat lijkt het niet te doen. Of maakt zij zelf een foutje? Bozig roept zij een medewerkster. ‘Dat apparaat doet het weer niet. Ga je chef maar halen.’ Zenuwachtig is die dat inderdaad van plan. Maar ja, dan krijg ik daar weer allerlei instructies, denkt zij. Dus probeert ze het zelf te verhelpen. Het lukt. Karen is na tien, vijftien minuten eindelijk klaar. ‘Mag ik uw boodschappen controleren?’ wordt haar vervolgens gevraagd door de medewerkster. Nog bozer dan daarvoor vraagt zij weer naar de chef. Die komt kijken en doet een goed woordje voor haar collega. ‘Het apparaat is oké. Het ermee omgaan is soms lastig. Een foutje is zo gemaakt.’ De boosheid bij Karen zakt, maar nog geïrriteerd pakt zij in. ‘Nou.’ zegt de chef. ‘Het komt toch nog in orde.’ ‘U bent geholpen door een ervaren collega.’ ‘Inderdaad.’ zegt Karen. ‘Dat doet zij altijd. Een kleine promotie of salaris verhoging zit er voor haar misschien in?’ ‘Daar ga ik zeker met haar naar kijken.’ zegt de chef.