Ooit
had ik een spiegelreflexcamera met tele- en groothoeklens. Veel foto’s maakte
ik niet, ik zocht echt speciale ‘plaatjes’ uit. Jarenlang heb ik niet
gefotografeerd, maar in het tijdperk van de mobiele telefoon pakte ik het weer
op. Onlangs kreeg ik voor mijn verjaardag een digitale camera. Nu nog mijn
camera leren kennen. Dat zal nog een hele klus worden.
Een
van de mooiste foto’s die ik pas maakte was een close up van een kornoelje. Ik
nam hem aan de rand van Abbenbroek, een pittoresk kerkdorp op Voorne-Putten. Al
dwalend op de fiets kwam ik daar terecht. De tocht begon langs het Spui, waar
ik die dag de eerste grutto’s van dit voorjaar zag rusten; moe na een lange
tocht vanuit Senegal en Guinee-Bissau. Tussen enkele kieviten en scholeksters
laafden zij zich in de lentezon. Straks zal het grut-o-grut-o-grut-to weer
boven de weilanden klinken en zal hij op zoek gaan naar een vette regenworm of
emelt.
Achter een betonnen paal zie ik een bekende vogelaar staan. Zijn fiets leunt tegen het prikkeldraad. De telescoop opgesteld op een statief, weerstaat de regen. Ik loop naar hem toe en groet hem. Om zeven uur die morgen was hij op pad gegaan en nu vijftien kilometers van zijn huis verwijderd, rondt hij de laatste wintervogeltelling af. ‘Wat een diehard ben jij toch’ zeg ik vol bewondering. ‘Ach ja, ik ben het gewend. Trouwens jij mag er ook zijn en nog wel te voet.’ Op een plezierige toon praten wij bij. De striemende regen en de ijzige wind maakt het koud. ‘Zeg ik ga weer verder. Succes!’ verderop kijk ik door mijn verrekijker nog eenmaal achterom. Ook hij is vertrokken. Zijn laatste telling van deze winter zit erop.
Uit
mijn zak tover ik een muffin. Energie voor de laatste kilometers. Dan ben ook
ik weer thuis.