De
zon verwarmt nog maar net de aarde, als ik mijn ’voordeur’ openrits en een ree
mij verbaasd aankijkt vanaf het goudgele stoppelveld dat pal voor mijn tentje
ligt. Waar maak je dat mee, vraag ik mijzelf af. Ook als ik rustig de boel op
orde maak voor mijn ontbijt, zoekt hij onverstoord verder naar iets eetbaars.
Pas als ik voorzichtig mijn hand opsteek als groet, springt hij enkele
tientallen meters verder, kijkt nog een keer achterom en verdwijnt in een
houtsingel.
Hoog
in de kruinen van enkele naaldbomen klinkt het zachte zi-zi-zit van de
kuifmees. Ik zet mijn stoel in de ligstand en richt mijn verrekijker op de
bewegelijke vogeltjes, terwijl zich intussen ook een glanskop bij hen voegt.
Wat een weelde! Zij maken hun ochtendronde. Vliegen van kruin naar kruin en
komen telkens terug. Ik hoef alleen maar af te wachten tot zij weer boven mij
verschijnen.
Het
mag dan wel komkommertijd zijn wat zangvogels betreft, volwassen vogels hebben
het druk met voeren, of zijn al deels in de rui en zingen dus niet zo uitbundig
als in het voorjaar. Voor de liefhebber is er echter altijd wat te beleven.
Na
het ontbijt ga ik met de fiets op pad. Voor mij scharrelt een kbv’tje, ofwel een
klein bruin vogeltje. Pas als ik een rode fleem op zijn staart zie, herken ik
hem als een jonge zwarte roodstaart.
Ik
stap af, zet mijn fiets opzij en sluip met geveinsde onverschilligheid
dichterbij. Nieuwsgierig hipt hij rond en volgt mij nauwlettend met zijn zwarte
kraaloogjes. Zo bewonderen wij elkaar enkele minuten. Pas als een merel alarm
slaat verdwijnt hij in het struikgewas. Het moment voor mij om richting de
Ginkelse Hei te fietsen. Daar vergeet ik wat achter mij ligt, sla geen
bladzijde om naar de toekomst, maar geniet van wat is.