In augustus,
wanneer u dit stukje in de krant leest, is de vogelwereld in rust. De zang is
allang over zijn hoogtepunt heen en territoria worden niet of nauwelijks meer
verdedigd. Jonge vogels zwerven uit en sommige vogels verzamelen zich al voor
de naderende najaarstrek. Voor vogelaars is het een rustige tijd. Omdat
roofvogels zich het hele jaar door laten bewonderen, ligt daar mijn aandacht. Echter
ook zij laten het vandaag afweten. En al fietsend onder een mild zomerzonnetje
laat ik mijn gedachten gaan over vroegere avonturen.
Aan de oever van een kreek ga ik
zitten in het gras. Enkele al bijna volwassen kluten zeven met hun opgewipte
snavels voedsel uit het ondiepe water. Dichter en dichter naderen zij een
onzichtbare grens die mij van hen scheidt. Een oudervogel houdt de
scheidingslijn nauwkeurig in de gaten. Bij overschrijding alarmeren zij de
jongen met een scherp kluu-iet, kluu-iet. Haast onbeweeglijk geniet ik van het
tafereel. Later sta ik op en wandel naar mijn fiets. Een argeloze haas loopt
over het grindpad naar mij toe, stopt even en staart mij aan, om vervolgens
alsof ik niet besta mij tot op zes meter te naderen, dan draait hij zich kalm
om en verdwijnt in het hoge gras. Dit doet mij denken aan een bijzonder
tafereel bij de vogeltelpost in Breskens. Met anderen was ik daar om de
voorjaarstrek te ervaren. De eerste golf van doortrekkers leek achter de rug en
omdat er in een naastliggend veld een rode wouw bivakkeerde was onze aandacht
daarop gericht. Tot het bericht kwam van een zuidelijker gelegen telpost dat er
een boomvalk onderweg was en inderdaad nog geen kwartier later vloog de
roofvogel pal voor ons langs over het helmgras. Even had ik oogcontact met hem en
voelde ik verbondenheid. Een vlucht boerenzwaluwen maakte het helemaal bont,
zij trokken zich niets van ons vogelaars aan en vlogen tussen de poten van de
opgestelde statieven door. Haast is blijkbaar niet alleen een menselijke
eigenschap.
Bij een poel
parkeer ik mijn fiets tegen een bankje voor een lekkere lunch. Terwijl een
sperwer druk op jacht is naar een zangvogel als prooi, vangt een futenpaar
kleine visjes voor hun kroost. De nog spartelende visjes worden de jonge futen
in het water aangereikt. Vliegensvlug moeten zij het visje opnieuw zien te
vangen. Als dit niet lukt, vangt een ouder het visje nog een keer, en reikt het
dit keer direct aan. Verwonderd kijk ik naar deze bijzondere vertoning. En zo
vult zich de tijd, met afwachten wat zich aandient. Het is een samenvallen met
de natuur om mij heen, dat maar een klein deel is van een nog groter geheel.