Het zal eind jaren negentienhonderdtachtig geweest zijn toen er nog voor de ochtendschemer werd aangebeld. Onderweg naar de voordeur schoot ik mijn jas aan en kauwde de laatste resten brood weg. Voor de deur stond een enigszins gezette man met walrussnor en een onvergetelijke grijns op zijn gezicht: Ari Stolk.
Ari was in
die tijd tekenaar van Vogels, het lijfblad van de Vogelbescherming. In elk
nummer stond er een column van, naar ik dacht, Nico de Haan. Juist, een van de
Baardmannetjes! Ari schetste bij het verhaaltje lange tijd een leuke tekening.
Die herfst
en winter trokken wij maandelijks naar de kust om samen met anderen de
spreeuwen- en vinkentrek te observeren en de aantallen te tellen. Het was een
groots opgezet project van de Vogelwerkgroep Voorne. Men hoopte antwoord te
krijgen op de vraag: Wat zou de invloed van een tweede Maasvlakte zijn op het
duin langs de kust met betrekking tot de flora en fauna en daarmee samenhangend
de vogeltrek?
Half in de
ochtend zat onze opdracht er meestal op en als wij tijd hadden trokken wij er
nog samen een paar uurtjes op uit.
En hij vertelt
over die keer dat hij een rollade op het vuur had gezet en in slaap gevallen
was. Hij werd gewekt door een brandlucht. In zijn keuken hing een vette walm. Van
zijn rollade was niets meer over dan een zwarte knol ter grootte van een kleine
kroot.
Hoe het
met de Maasvlakte en zijn infrastructuur is afgelopen is bekend. Nog steeds is
het een eldorado voor de vogelaar. Al is het minder dan voorheen. Zeker tijdens
de herfsttrek is het een komen en gaan van diverse en soms bijzondere
vogelsoorten.
Sperwer belaagt groep spreeuwen. Foto: Peter Ganzeboom
Op de
Kwade Hoek is de spreeuwentrek ook goed te zien. Vaak golven zij mee met de
glooiingen van de duintoppen; een betoverend schouwspel. Bovendien zijn de
koperwieken en kramsvogels weer in het land. Zij doen zich te goed aan de rijpe
duindoornbessen, rozenbottels en lijsterbessen. Als de bessen tegen de winter
opgegeten zijn en de vogels opgevet, trekt het gros verder. Maar grote
aantallen blijven ook achter. Roofvogels zoals havik en sperwer trekken vaak
mee met de kleinere trekvogels, voor hen is het ‘tafeltje dekje’ als de
zangertjes even niet opletten wanneer zij zich te goed doen aan de bessen, of als
zij na hun maal zachtjes en verzadigd indommelen.
Als Ari
nog had geleefd, had hij vast op zijn eigen wijze een pracht tekening van het
tafereel gemaakt.