Een
baan zonlicht verlicht onze slaapkamer. Buiten fluiten enkele zanglijsters hun
ochtendlied. Als de gordijnen zijn opengeschoven, het raam is geopend en de
zilte zeelucht de kamer binnenwaait bereiden wij ons langzaam voor op het
ontbijt. Verwachtingsvol betreden we de ontbijtkamer waar een geur van vers
gebakken brood ons doet watertanden. We kunnen kiezen uit een Continentaal- of
een echt Engels ontbijt. Wij houden het bij ons vertrouwde ontbijt van thuis,
al geven de snippers zalm in de scrumbled eggs toch een Engels tintje aan het
ontbijt mee. Dan ineens vliet er een zwaar penetrante vislucht door de ruimte
die mij als niet visliefhebber bijna doet kokhalzen. Naast ons blijkt een
echtpaar een gebakken panharing te nuttigen. Vlug spoel ik mijn broodje weg met
een slok zwarte lauwe thee. Genieten van mijn ontbijt kan ik niet meer.
Een
echte gentleman gekleed in double breasted jasje vertelt ons later spontaan de
weg naar Canterbury. Aan de rand van het centrum parkeren we de auto.
Canterbury is een oud vestingstadje met een grote middeleeuwse kathedraal.
Tevens bevinden zich in het oude centrum een aantal voormalige kloosters,
waarvan de tuinen nu dienst doen als publieke stadstuinen. Langs een van de
tuinen loopt een beek. Een flinke boomtak hangt zwaar over het water, zijn
bladeren spelen met het zonlicht. De weerspiegeling van het spel uit zich op
het water, waar licht en donker mij in een roes brengen. Op een boogbrug loopt
een monnik in bruine pij. Hij glimlacht naar mij. Zo ontmoet ik hem eindelijk in
levenden lijve, Pater Bob, mijn alter ego. Na een lunch tussen madelief en
klaver lopen we via de stadswallen naar de auto en rijden we over de Route 25
naar Balcombe, onze ‘thuisbasis’ voor een weekje Engeland.
op de rotonde
claxonneert de Engelsman
de Dutchman schrikt