Eerder
Na
een intermezzo van een half jaar trokken wij er samen weer een dag op uit. Het
was als tasten in het duister. Wat kon gezegd worden en wat niet. Op zijn
vraag:”Wat vond je ervan?” antwoordde ik “Als vanouds”. Maar toch ontbrak er
iets, ondanks dat de dooi was ingetreden.
Later
De
dag is grijs als Peter en ik over de duinreep lopen. De Kwade Hoek ligt aan
onze voeten. Het is stil, maar weinig vogels laten zich horen of zien. Wij keuvelen
over van alles en nog wat, als een havik over een duinpan scheert. Op een
heggenmus na, die zijn zang vanuit een meidoorn laat horen, ligt ook Het
Zuiderdiep er verlaten bij. Tijd voor een boterham. Omdat het koud is,
besluiten we om bij De Mekkerstee een kop koffie te halen. Langs de molen van
Goedereede rijden we naar de Oostdijk. Plotseling stop ik de auto. Een pracht
van een Brabants trekpaard trekt mijn aandacht. Vanachter zijn lange donkere
manen staart hij ons nietszeggend aan. “Hallo, Roy Donders”, roept Peter hem
toe nadat hij het zijraampje neer heeft gelaten. Lachend maken we grappen en
grollen. Als ‘Roy’ met zijn hoeven over de grond begint te schrapen als teken:
Nu is het genoeg, rijden we lachend verder. Op een laan omzoomd met beuken schiet
ik bij de gedachten aan ‘Roy’ onbedwingbaar in de lach. Ook Peter schiet in de
lach en houdt zijn ogen niet droog. Om ongelukken te voorkomen parkeer ik de
auto aan de kant van de weg. Het ijs is gebroken.
Nog
nalachend staan we later in het restaurant van De Mekkerstee, een
geitenboerderij annex restaurant. De boerderij wordt mede geleid door mensen
met een verstandelijke beperking. Ik schuif het dienblad, waarop kopjes koffie
en een dikke plak cake, over de stalen rand langs de balie. Bij de kassa wordt
ik geholpen door een vriendelijk meisje. Even traag als de bediening werkt ook
de pinautomaat. “Ik schiet bijna wortel”, zeg ik tegen het meisje. Glimlachend
wijst ze op een smalle sticker. Ons apparaat heeft een trage verbinding met de
bank - excuses. Genietend van de koffie en de gemoedelijke sfeer maken we
plannen voor het laatste deel van de dag. We besluiten naar het Volgerland te
gaan.
Terwijl
ik worstel met de poten van mijn statief, mompelt Peter iets over een visarend.
Schijnbaar achteloos sluit ik de auto en kuier naar hem toe. De visarend blijkt
een zeearend en landt op nog geen driehonderd meter bij ons vandaan achter een
kreek op het land. Nog geen minuut later arriveert een tweede exemplaar. Als ze
beide later opstijgen en aanstalten maken om een prooi te slaan, ziet de lucht
zwart van de eenden, ganzen en steltlopers. Peter schiet enthousiast tientallen
foto’s van de arenden die intussen met elkaar aan het bakkeleien zijn. Ik volg
ze met mijn telescoop. In een van de klauwen bungelt levenloos een flinke vis.
Wat een dag. Voldaan rijden we later huiswaarts. Het is als uitbuiken na een
copieuze maaltijd.
Hetzelfde verhaal maar dan met andere ogen gezien is te lezen op: http://peterdestadsvogelaar.blogspot.nl/