Een
goede vriend van mij zei dat hij, als antwoord op een vraag, zijn kwaliteit van
leven een negen geeft. Als reactie kreeg hij te horen: ‘Hoe kan dat nou. Met
jouw hartfalen en beperkingen is dat toch onvoldoende, of net voldoende?’ Ik
begreep hem wel en zei dat ik mijn leven een acht geef. Ook ondanks mijn vele
beperkingen. Vriendschap en begrip kwamen samen.
Die
ochtend is hij rond half tien bij mij. Een van onze beperkingen.
Eerder zouden wij al een uur eerder op pad zijn gegaan. ‘Waar gaan we heen?’, vraagt
hij mij. Ik stel een rondje Holle Mare voor. Hij op de vouwfiets, ik met de
benenwagen. ‘Nee’, zegt hij gedecideerd. ‘De Beninger slikken, een van onze
vaste stekken, lijkt mij beter’.
En
zo loop ik, niet veel later, dapper een
bemodderd grasdijkje op. Richting een bankje. We genieten volop van de ruimte,
het landschap en de vogels. Vlak bij ons zit een rietgors in een pluim van een,
de vogel zijn naam eer aandoend, rietstengel. Roofpieten vliegen over de rivierdijk
in de verte. Een sperwer jaagt een grote groep kieviten en goudplevieren op. Wij
zijn euforisch en hartstikke tevreden.
Terug bij de auto besluiten we nog even over het fietspad te lopen. Een iets ander uitzicht doet ons de tijd vergeten. We praten even over wat ons tegenzit en hoe daar mee om te gaan. Het klikt tussen ons. En samen komen we tot de conclusie dat ons leven, op onze manier, goed mogelijk is. Tegenslag zetten wij opzij. We werken er wel aan. Maar er is meer dat ons leven wel fijn maakt. We steunen bijvoorbeeld elkaar als het even tegenzit. Dankbaar zet ik dan ook een punt achter dit stukje.