Zaterdagavond.
Op mijn schoot ligt de van mijn schoonmoeder geërfde IPad. Vaak als ik bij haar
op visite was, haalde ik die tevoorschijn voor een puzzeltje of zomaar wat
surfen over het wereldwijde web. Ondertussen dronken wij koffie en praatten wij
elkaar bij.
Nu
vanavond probeer ik uit te vinden of er dit weekeinde in een klein theater in
de buurt wat te beleven valt. Er lijkt niets voor ons bij. Of toch,
zondagmiddag komt de jazzpianist Michiel Borstlap naar Spijkenisse voor een
concert. Hij heeft een nieuw project: Georg. Dit keer is het minimalistische
muziek. Ik houd daar wel van op zijn tijd, maar José is daar minder fan van,
dus ook dit is geen optie.
Zondagochtend
wip ik na het ontbijt vaak even naar buiten om rond koffietijd weer terug te
komen. Wij bespreken dan de plannen voor die dag. Deze zondag is grauw en grijs,
het voelt waterkoud aan en nodigt derhalve niet uit voor een fijne wandeling.
Als ik in mijn zolderkamertje wat schaakcomposities bestudeer, roept José
enthousiast, ’Ik heb wat gevonden voor vanmiddag. In De Machinist in Delfshaven
speelt een Jazz duo. Een gitarist en een saxofonist’. Ik reageer verheugd en
niet veel later razen wij in de metro diep onder de Nieuwe Maas richting
Rotterdam.
De
Machinist is een voormalig opleidingsinstituut tot, inderdaad, machinist. Het
lokaal waarin wij ons vertier vinden, een heuse pub, ademt de olie en het vet
van weleer. Als je goed luistert hoor je zelfs het stampen van de dieselmotoren.
Bij de eerste teugen herfstbok en witte wijn komt er een heer van in de tachtig
naast ons zitten. Met zachte stem, maar voor ons nog net hoorbaar, vertelt hij
zijn verhaal. ‘Ik woon hier aan de overkant en ga elke zondagmiddag naar hier.
Ik bestel dan vaak een rum-cola en geniet van de muziek. Soms ontmoet ik een
dame en dan spreek ik met haar af om na afloopt iets te gaan eten’.
Als
Reinier Baas zijn eerste akkoorden aanslaat en Ben van Gelder zijn sax
liefdevol leven inblaast, stopt ons gesprek. Tijdens een rustig nummer kijk ik
om mij heen. Het is net of ik word aangeraakt. Naast mij vertelt opnieuw de
oude man, terwijl mijn vrouw geduldig luistert. Even heb ik oogcontact met de
muzikanten. In die sfeer valt alles op zijn plek. Een moment van tevredenheid;
het is goed zo.
’s
Avonds als de klanken zijn weggestorven, praten wij nog even na. Toch wel
bijzonder zo’n krasse heer. Nog zo vief en vol levenslust. ‘Ja’, zegt José. ‘En
hij heeft tot voor kort ook nog eens vijf jaar lang voor zijn bovenbuurvrouw
gezorgd. Helden, zij bestaan dus toch.