Oftewel,
vrij vertaald: Ik zal terug komen. Het was een uitspraak van de Terminator,
nadat zijn tegenstander dacht hem verslagen te hebben. Ik vind de uitspraak wel
op mij van toepassing. In ieder geval inspireert hij mij. Net
zoals ‘the boys are back in town’ van Thin Lizzy. Langzaam keer ik terug naar waar ik
vandaan kwam.
Oude
gewoonten herleven als ik de voordeur op slot draai en ik al in de straat loop.
Is alles op slot? Ja natuurlijk. Toch ga
ik kijken. Voor niets dus. Met stevige pas wandel ik na de controle naar het
metrostation, check in en ga met normale passen de trap op. Voor mijn neus
rijdt de metro weg. De tweede gaat over een minuut. Vlug stap ik in. Voor mij
zit een klein meisje iets op te peuzelen. ‘Met kleine hapjes eten hoor. Weet je
wat je proeft?’ vraagt haar moeder. ‘Aardbeien’, klinkt vrolijk het antwoord.
‘Ja, goed zo’. ‘Goed kauwen hoor’.
Op
tijd ben ik bij groepstherapie. Er staat een parcours klaar. Vol op- en afstapjes,
slaloms, een trap en een oefening waarbij je moet gaan staan vanuit een lage
kruk, naar een bed moet lopen en gaan liggen, om weer op te staan, naar de kruk
moet lopen en gaan zitten. Deze lange zin construeren en opschrijven is haast
net zo vermoeiend als de oefening.
Daarna mag ik fietsen. Met niet een, maar drie begeleiders. ‘Kijk goed vooruit en trap wat harder’, hoor ik na een tijdje. ‘Ik doe mijn best en na een aantal meters haken de begeleiders moe af’. ‘Probeer nu eens je handen uit te steken en achterom te kijken’, is de volgende opdracht. Het is geen enkel probleem.
Volgende week mag ik proberen in het verkeer te fietsen en thuis op mijn
herenfiets op en af te stappen. Mocht dat laatste niet lukken, een universele
fiets biedt dan uitkomst. Geen enkel probleem. Ik zal terugkeren naar waar ik
vandaan kwam. Althans dat is diep van binnen mijn bedoeling.