Hand
in hand lopen de twee door de dierentuin. Bij een kooi stoppen zij. ‘Kijk nou.
Zie je die aap? Het lijkt wel of hij depri is’. Telkens kijkt de aap omhoog,
waar boven in zijn met tralies versierde hok een tros bananen hangt. In plaats
van die op allerlei manieren proberen te pakken, staart hij naar de bananen en
een aantal kisten in een hoek van hetzelfde vertrek. Dan ineens weet hij het.
De kisten zet hij op elkaar, klimt erop, pakt de bananen.
‘Het
lijkt je broer wel’. ‘Me broer?’ ‘Ja, die zat in de tuin, keek naar vallende
appels en riep: Eureka. Het is de zwaartekracht die de appels laat vallen en
aantrekt. Nu hoef ik niet meer op die ladder te klimmen’.
‘Aantrekkingskracht. Jij hebt dat ook. Daarom …’ Hij pakt haar hand, geeft een knuffel en dikke kus. ‘Gekkerd’, zegt ze en trekt hem zachtjes tegen zich aan.