Over het algemeen pas ik modern
taalgebruik toe in mijn stukjes. Toch sluipt er zo af en toe een oubollig of
ouderwets woord in. Is er iets mis met ‘vergeten’ woorden? Niet altijd, want sommige
daarvan zijn het gebruik waard. Mijn vriend herintroduceerde er ooit een:
uitspanning. Wie gebruikt het nog?
Om in de sfeer te blijven:
In vroeger tijden spande men de paarden uit bij
een herberg. De paarden werden verzorgd, kregen haver en water en mochten na
een lange reis uitrusten. In de tussentijd laafden de ruiters, of koetsiers
zich aan het bier en een copieuze maaltijd.
De plek waar de paarden werden uitgespannen, noemde men een uitspanning. Inderdaad vaak een eet- en drinkgelegenheid. Het is leuk om dan een landelijk gelegen café, of lunchroom in een tekst een uitspanning te noemen.
Er zijn natuurlijk veel meer ‘vergeten’ woorden om onder de
aandacht te brengen. Beogen bijvoorbeeld. Heeft dat met ogen te maken?
Wat beoogt het rijk met de flitspalen langs de provinciale
weg?
Dit lijkt in eerste instantie niets met ogen te maken hebben. Toch, het
voorvoegsel be versterkt het begrip ogen, het wordt daardoor een
werkwoord. Ogen doorzien een situatie. Zij reiken als het ware naar een
betekenis en geven een duiding aan die situatie. Anders gezegd: Wat tracht het
rijk met de flitspalen langs de provinciale weg te bereiken?
Zo af en toe een oubollig, ouderwets, of archaïsch woord of begrip is niet erg en kan zelfs een tekst leuk maken.
Taal moet in dier voege worden toegepast, dat onbedoelde neveneffecten worden geëlimineerd.