Langzaam
wordt de dag wakker, ondanks dat de zon zich nauwelijks laat zien. Er botst
door vlagen wind voortgedreven miezer tegen de ramen. Ik voel mij thuis waar ik
ben. Een veilige plek waar ik mag zijn en niet in twijfel wordt getrokken in
mijn doen en laten.
Thuis is hier of daar waar al de pogingen om te zijn, ontsnappen, ophouden te
bestaan. Het kan ‘overal en nergens’ zijn. Bij mijzelf zijn, is het inzicht,
dat is het thuisgevoel. Ik houd het in gedachten. Wat ook in mijn gedachten is,
is de geur van vers gezette koffie. Ik mis het, maar voel mij toch thuis. De
entourage, en mijn gedachten aan toen, vergoeden veel.
De koelkast slaat aan. Van ver tikt de klok, terwijl hij toch dichtbij is. Met
mijn handen wrijf ik zuchtend over mijn gezicht, want opeens verschijnen de
letters die ik typ op niet bestemde plekken in mijn tekst. De cursor zal
verschoven zijn. Schrijven is een plek voor mijzelf vinden. Ik voel mij er in
thuis. Soms is dat lastig. Thuis is dan dubbel. De rust die ik dan zoek in mijn
hoofd is dan even zoek. Het is dus moeilijk om de baas in eigen huis te zijn.
Waar begint mijn verhaal nu eigenlijk? Dichtbij, in het hier en nu? Ver weg, in
het verleden, of in de toekomst. Dat laatste is zo raar nog niet, want een
schrijver leeft ook in een fictieve wereld. Het is een kwestie van jezelf
verplaatsen naar een andere plaats en tijd waarin je dan ‘werkelijk’ bent.
Het
aircorooster bij de buren kleppert. Mijn schrijven hapert. Onrust steekt de kop
op. Buiten wordt het lichter. Mijn stoel schuif ik naar achteren, even naar
buiten kijken. Binnen voel ik mij thuis, buiten ook. Omringd door stilte,
weidsheid, wind die langs mijn oren en wangen waait. De andere kant van mijn
mij thuis voelen. Beiden kan ik niet weerstaan. Herinneringen aan toen, thuis
zijn in het nu, denken en verlangen naar de toekomst. Je thuis voelen
kan oneindig zijn.