Als
ik in het muntenvakje van mijn portemonnee kijk, blijkt hij verdwenen. Nu kan
ik de boodschappenkar niet van het slot afhalen. Femke biedt uitkomst, ik mag
er een van haar lenen. Later loop ik dan ook vrolijk door de supermarkt. Nadat
ik de boodschappen heb betaald en de kar naar buiten rijd, vraagt een vrouw of
zij mijn kar mag overnemen. “Dat is goed”, zeg ik. Blij door de goede daad rijd
ik op de fiets naar huis. Pas dan is er het besef, dat ik een ontgrendelmuntje
armer ben en vijftig eurocent rijker.