‘Speelnatuur’
ligt er op maandagmorgen verlaten bij. Her en der drijven plastic schepjes,
boomstammen en andere attributen in het water. Op het ‘ukkie-eiland’ groeien de
akkerdistel en kaardenbol volop. Om mogelijk leed van de allerkleinste kinderen
te verzachten, zal de onderhoudsploeg dadelijk dit ongerief met wortel en al
verdelgen. Als eerste betreed ik het gebied en buig mij over het groen. Met
mijn handen woel ik door de planten. Ontelbare muggen ontwaken op dat moment
tussen het groen. Tientallen van hen steken hongerig op evenzoveel plekken van
mijn lijf. Na een half uur geef ik het, moe van de muggen, op en zoek ik mijn
heil elders. Op de dijk ligt vers gemaaid hooi dat in rillen geharkt moet
worden. Met een collega ga ik aan de slag. Maar ook hier huizen honderden
muggen tussen het gras. Elkaar motiverend en het lichaam zo veel mogelijk
bedekkend, harken wij ons door de dag. Al met al lijkt het mee te vallen.
Echter de volgende morgen ontwaak ik met haast ondraaglijke jeuk. Meer dan
honderd muggenbulten op hoofd, nek en schouders maken de dag tot een kwelling.
Altijd dacht ik, het valt vast wel mee, als anderen over een muggenplaag klaagden.
Nu weet ik beter en leef alsnog met hen mee.