dinsdag 24 april 2018

Het Braamsluipsebinnenpad


Het felle ochtendlicht strijkt over het vogelarme wad, dat met een schakering van lichte en donkere kleuren ambigu aandoet. Het is een mengeling van rust en stilte, maar ook een van leegte en troosteloosheid. Aan de landzijde van de zeedijk is het een kabaal van jewelste. Kokmeeuwen en grote sterns klitten op de kunstmatig aangelegde schelpenbanken bij elkaar, maken soortgenoten het hof, of zitten zelfs al op eieren.


Al enkele dagen struinen Peter en ik over Texel en ook dat geeft dubbele gevoelens. Enerzijds het plezier dat deze parel van de Waddenzee met zijn schitterende landschappen geeft en anderzijds de teleurstelling van het haast niet te bereiken wad in verband met werkzaamheden aan de zeedijk. Als vogelaar bezoek je een Waddeneiland om ook te kunnen genieten van wadvogels, die op de ‘vlucht’ voor het opkomend water droge gedeelten opzoeken. Nu kan dat bijna niet, ook omdat het tij niet meewerkt.

Niet van ons stuk te brengen duiken wij het duin in bij de Muy. Langs een met braamstruiken begroeid pad, waar Galloways lui langs een kreek liggen, knalt vanuit het groen een op een mitrailleurtje lijkende scherpe triller. De zang is afkomstig van een braamsluiper, die onrustig achter een vrouwtje aanjaagt.

Die avond houden wij een heuse barbecue bij ons huisje, met Texels lamsvlees en groenten van de grill. De kant-en-klare wegwerpgroentengrill  is van inferieure kwaliteit, een zware petroleumlucht walmt dan ook achter door de tuin. Terwijl wij smullen van de sappige koteletjes en een kiekendief voor ons neus een patrijs probeert te verschalken, krijgen wij bezoek van een alleraardigst hondje. Het vrolijke beestje blijkt op zoek naar een lekker hapje. De groenten zijn niet te pruimen. Zij smaken naar aardoliedestillaat en liggen koud te worden op een bord. De hond ziet er een delicatesse in. Gulzig schrokt hij het bord leeg. Een klein uur later waggelt hij dampend uit bek en aars naar zijn baas.

Als de zon later die avond knalrood achter het duin is gezakt en de eerste sterren aan het firmament verschijnen, zoeken wij ons mandje op. Ik glij weg in een diepe droom, die uitzicht geeft over de eindeloos weidse Waddenzee.