vrijdag 2 juni 2017

Gedicht

Windvlagen
spelen donker en licht
met de bladeren van de beukenhaag.

berustend
de blik van het meisje,
als was zij echt; het lijkt alsof zij

sorry
zegt: 'kon ik je maar helpen
maar ik kan het niet, misschien is morgen alles anders'.

Gekras
van hongerige kauwen
klinkt uit een oude schoorsteen.


dinsdag 30 mei 2017

En hij vloog met mij mee


Vandaag wil ik De Muur oprijden. Ter ere aan mijn vader, die een groot wielerliefhebber was. Dwars door de fraaie Zwalmstreek rijd ik naar Roborst, vandaar wil ik over het Mijnwerkerspad naar Nederbrakel rijden. Bij Roborst is de weg echter afgesloten. Ik zal om moeten rijden. Na een half uur zoeken blijk ik hopeloos verdwaald. Ik vraag de weg aan een vrouw, maar zij kan mij alleen via hoofdwegen de juiste route wijzen. Of, ik moet de Paddeweg, een lange weg vol kasseien, nemen. Dat is voor mij geen optie gezien mijn eerdere onaangename ervaringen. Terug dus naar Roborst en vanaf daar mijn pad zien te vinden. Na drie kwartier vertraging rijd ik eindelijk ‘en route’ naar Nederbrakel. Daar ligt het volgende obstakel te wachten, de Ten Bosse. Een steile lange straat dwars door een dorp waar menig Flandrien zijn slag heeft geslagen, om uiteindelijk Vlaanderens mooiste te winnen. Relatief makkelijk neem ik de hindernis. Dit is nog eens wat anders dan die malle keitjes. Tijd om te recupereren heb ik nauwelijks, want na een korte afdaling ligt de Fayte te zinderen in de zon. Als die bedwongen is, daal ik af richting Geraardsbergen. Vanuit het centrum is het dan ongeveer anderhalve kilometer omhoog richting de voet van De Muur. Zo hard mogelijk, maar in het zadel, stuiter ik over de kasseien naar boven. Halverwege, in een bocht, dreig ik stil te vallen. Vliegensvlug duw ik mijn been uit een pedaal en stap af. Een tiental meters verder op een relatief vlakke parkeerplaats stap ik op om de laatste meters alsnog fietsend af te leggen. Een roodborst, waarvan ik er in heel deze week niet een gezien of gehoord heb en die symbool staat voor mijn overleden vader, lijkt mij vanuit een ligusterhaag aan te moedigen. Ik ga het halen Pa! Bij de kapel rust ik op een bankje uit. Mijn vrouw komt naast mij zitten en vertelt háár verhaal.

‘Om even voor twaalf uur ben ik de kapel ingelopen en heb een kaarsje voor mijn moeder gebrand. Het was een emotioneel moment, maar ik hield het droog. Precies op het moment dat ik de kapel verliet, sloegen de klokken twaalf en stroomden alsnog de tranen over mijn wangen’.

Terwijl zij dit mooie verhaal vertelt kijk ik haar aan en zie dat zij nog steeds is aangedaan. Wij praten nog wat en dan ga ik verder. Wij spreken bij af bij Michelbeke een uurtje rijden vanaf hier. Met een hoofd vol gedachten fiets ik verder. Deze dag is voor mij zo bijzonder, dat ik hem opdraag als herinnering aan José haar moeder en aan mijn vader, die langs de route met mij is meegevlogen.