donderdag 23 juni 2011

De Mensch

Het jaar van een vogelaar is dynamisch als het leven zelf. De winter verloopt over het algemeen rustig, maar kent ook zijn hoogtepunten. Dit komt omdat er dan regelmatig interessante wintergasten te zien zijn. Bovendien is de natuur ‘kaal’ .Daardoor zijn de vogels  goed te zien. Het voorjaar is vaak een zeer onrustige periode. Niet in het minst omdat dan de voorjaarstrek plaatsvindt. Duizenden aantallen en tientallen soorten vogels trekken dan door naar noordelijker gelegen gebieden, of blijven achter in ons land. Elke dag en als het kan elke minuut wordt er dan naar de lucht getuurd, langs rietkragen gelopen, in houtwallen gekeken. Dit, om als het even kan, geen vogeltje te missen. Zo rond juli neemt de activiteit in vogelland af. De vogels zingen minder. Zij hebben het druk met het grootbrengen van hun jongen. Menig vogelaar wordt langzaam chagrijnig. Er is immers weinig te vogelen.

Bob zit niet lekker in zijn vel vandaag. Weinig lukt en zelfs het ontspannen lezen van een boek gaat hem niet makkelijk af. Hij weet dan dat kuieren zonder doel  dé remedie is. Zo gezegd zo gedaan. Langzaam knapt hij op. Een vijftal lepelaars draagt zeker bij aan een goed humeur. Zonder dat hij er erg in heeft staat hij opeens onder een nest, met daarin drie jonge buizerds. De oudervogels zijn er niet. Vaak zit één van hen in een naastgelegen boom. Zij of hij waakt daar of poetst de veren. ’t kan ook dat ze op jacht zijn naar voer voor hun jongen. Het is inmiddels hard gaan waaien, zeker windkracht vijf. De boom met nest zwiept vervaarlijk heen en weer. Een bijna volgroeid jong, zit kaarsrecht en staart hem aan. Dan plotseling verliest hij zijn evenwicht als de wind vat krijgt op het nest. Even heeft de vogel geen vaste grond meer onder zijn klauwen. Voor het nest langs waaiend populierenblad ontneemt Bob voor korte tijd het zicht. Dan ziet hij het nest met jong weer. De vogel moet een pirouette gemaakt hebben, want uit schaamte voor zijn instabiliteit staat hij nu met zijn rug naar Bob toe op het nest. Schalks kijkt hij achterom. Bob betrapt zich erop dat hij moet lachen, hardop nog wel .Zo is de natuur zijn medicijn tegen lusteloosheid en malaise. Met een goed gemoed keert hij huiswaarts. Samen met zijn vrouw drinkt hij een bakkie en doet zijn verhaal.

Zomer. Werd het maar herfst denkt de vogelaar. Vogels keren dan weer terug naar warmere oorden. Vele soorten doen zich dan te goed aan menig bessenstruik, of bouwen anderszins een energievoorraad op. Er wacht hen immers een lange tocht naar het zuiden. Weliswaar worden er niet zoveel aantallen waargenomen als in het voorjaar. De vogelaar kan weer in actie komen. Enfin mocht u komende weken mensen met verrekijkers schijnbaar doelloos en lusteloos rond zien dolen, denkt u dan aan dit verhaal. Laat hen met rust, of benader ze vriendelijk. Menigeen van hen heeft het even zwaar.    
        

maandag 20 juni 2011

De Dichter

Zo’n twee jaar houd ik mij bezig met het schrijven van haiku’s. Ik probeer er wekelijks één te schrijven die ik vervolgens opstuur naar een mailgroep d.i. een haikugroep. Mijn haiku en de haiku van andere leden worden dan kritisch besproken. Soms komt er ook een senryu langs, of een tanka. Alle drie zijn het oorspronkelijke Japanse dichtvormen. De eisen waaraan de drie moeten voldoen om hun naam met recht te dragen moet u maar eens opzoeken, daarvoor is het bestek van dit schrijven te kort. Afgelopen week schreef ik de volgende Senryu.

       zorgzaam slaat de mees
          een regenworm in stukken
     voer voor haar jongen

Het lijkt allemaal heel simpel, maar is het zeker niet. Lees het commentaar van een ervaren kenner maar eens: “De senryu bevat een poëtisch element, is met een scherp psychologisch inzicht geschreven en bevat ook een zekere lichtheid. Humor en tragiek gaan vaak samen”. Zo’n reactie doet mij goed. Maar ik blijf met beide benen op de grond, want de volgende haiku, of senryu kan mindere kritieken krijgen.