Er loeide een
straffe waterkoude wind over het Haringvliet. De lucht, nog deels blauw, vergrijsde
vanuit het westen. Geen ideaal weer om roofvogels te tellen, die ‘drukken’ zich
bij harde wind. De score bleef dan ook matig die dag. Wat wij wél zagen was
bijzonder.
Een vrouwtje
blauwe kiekendief bijvoorbeeld. Zij zweefde onafgebroken over de ruigte langs
de oever van het water, dat schuimend tegen de basaltblokken uiteenspatte. Op
zeker moment kreeg zij een groepje veldleeuweriken in het vizier. Het bleek dat
zij meer in haar mars had dan gracieus boven rietvelden zweven. Dwarrelend als
een vlinder manoeuvreerde zij door de zangertjes heen. Haar pogingen waren
tevergeefs.
Ik wil u even
terugnemen naar een ander bijzonder moment van die dag. In gelaten stemming
rijden Peter en ik over smalle polderwegen. Hier en daar stoppen wij om over de
akkers te turen. Vanuit het niets landt een mannetje torenvalk pal voor onze
auto op een kluit aarde. In zijn poten ligt een fikse muis geklemd. Het verhaal
gaat dat torenvalken na het verorberen van een prooi, de kop laten liggen. De
ervaring leerde ons dat alleen de darmen achter bleven.
De valk
scheidt de kop van het grijze lijfje, dat alleen nog aan wat pezen langs het
rompje bungelt. Dan begint het fileren. Eerst wat vlees om ruimte te maken,
vervolgens worden de ingewanden naar buiten getrokken en op de grond gelegd. Het
muizenlijfje blijkt compacter te zijn geworden, want in drie ferme happen werkt
hij het met kop en al naar binnen. Even pikt hij nog aan het orgaanvlees dat
voor zijn poten ligt, dan vliegt hij op. Op de plaats delict blijft alleen een geleiachtig
hoopje darmen, achter.
Foto: Peter Ganzeboom
Na verloop
van tijd zal de valk de onverteerbare resten als braakbal uitbraken. Het
omhulsel is grijs en bevat de haren van de prooi. In de kern liggen de
botresten verborgen. Als je de braakballen laat drogen en met een pincet en
ander fijn gereedschap de ballen uitpluist, kan je aan de hand van de botjes en
hun structuur erachter komen welke prooi is verschalkt. Daar zijn determinatie
tabellen voor. Een bosuil bijvoorbeeld is een ‘alleseter’, dus kan het zijn dat
je naast botresten ook resten van een verenkleed vindt. De reuk van een
braakbal verraadt soms ook de herkomst. Een penetrante vislucht bijvoorbeeld
kan op een blauwe reiger wijzen.
Laatst was er
op Tiengemeten een braakbal van maar liefst twaalf centimeter gevonden. Deze
kon niet anders dan van een zeearend afkomstig zijn. De ‘drol’, want daar leek
hij op werd zorgvuldig uitgepluisd. Pootresten en teennagel die nog geheel
intact waren bleken afkomstig van een meerkoet.
vrijdag 7 februari 2020
woensdag 5 februari 2020
Schurend zilt zand
Voortgestuwd
door een noordwesterstorm rukken de metershoge golven op naar de branding. Daar
spatten zij in wit schuim uiteen. De wind tilt de vlokken op, vermengt ze met
zand en waait ze naar het duin, waar wij enigszins beschut turen over zee.
‘Kijk dáár, links van de gele boei’ … Volhardend,
zand en zout hebben inmiddels een waas over mijn optisch instrumentarium gelegd,
probeer ik de jan van gent, want dat is de vogel waar Peter naar wijst, in mijn
blikveld te vangen. En dan eindelijk lukt het.
Nog een tijd
lang genieten wij van het natuurgeweld in optima forma, dan wordt het ook ons
te gortig, het zand heeft inmiddels in alle gaten en kieren van ons lichaam
zijn weg gevonden. Tijd om de luwte op te zoeken. De Kleine Beer is een prima
plaats daarvoor. Het lijkt vandaag terplekke vogelarm, maar gaandeweg
sprokkelen wij toch de soorten bijeen.
’s Avonds na
het eten wil ik eigenlijk lekker weg doezelen op de bank, echter mijn taak als
atletiektrainer kan ik niet verzaken. Als ik dan laat in de avond mijn hoofd op
het kussen leg, om te dromen van al het moois dat de dag mij bracht, vallen de
laatste zandkorrels uit mijn oor. Zacht schuren zij over mijn wang bij elke
beweging die ik maak.
Abonneren op:
Posts (Atom)