Schuin onder mij duikt een
schim onder de waterlijn.
Voorzichtig en nieuwsgierig
buig ik voorover. Na enig
staren zie ik een
bruingrijs gevederd staartje boven
het water uitsteken. Het bijbehorend
lijfje ligt onder
water verborgen. Ik buk mij
en pak tussen duim en wijs-
vinger het staartje vast en
beweeg het langzaam heen
en weer. Log en als dood
deint het gevederde lichaam
onder water mee, om ineens
krachtig dieper te duiken
en weg te zwemmen. Een Rimpeling
op de waterspiegel
verraadt de vluchtroute. Tien
meter verderop in de
slootkant beweegt jong
riet. Met kleine passen loop ik
erheen. Een klein puntje
rood, nauwelijks zichtbaar tus-
sen het riet, geeft
zekerheid aan wat ik al vermoed:
een waterhoen speelt
verstoppertje met mij.