Tweede
Pinksterdag, Roparundag. Op mijn racefiets passeer ik een viaduct. Het is
drukkend warm en een onweerslucht hangt al enkele uren boven
Goeree-Overflakkee. Groepen hardlopers en meefietsende begeleiders draaien
juist voor mij de Haringvlietbrug af richting Numansdorp. Een aantal kilometers
fiets ik geconcentreerd van groep naar groep. Vlak voor het dorp worden de sporters
linksaf de dijk afgestuurd. Ik rij behendig om een afzetting heen. De weg die
ik zojuist achter mij heb gelaten, zal vast zijn afgezet voor de dapperen die
de laatste kilometers van Parijs naar Rotterdam afleggen. Niets is minder waar.
Een man roept mij toe dat ik tegen de rijrichting van een wielerkoers rij. Ik
steek mijn hand op dat ik hem begrepen heb.
Als een auto met brandende koplichten mij nadert parkeer ik mijn fiets
in de berm. Ingevette kuiten zoeven in een lange, kleurrijke sliert voorbij.
Een drietal materiaalwagens sluit het peloton. De weg is weer voor mij alleen.
Dagdromend fiets ik verder.
tweede
pinksterdag
al
draaiend en kerend
ontwijk
ik de bui